Het riante hoofdstedelijke The Grand maakt plaats voor een verblijf onder de
sterrenhemel van Kreta. Het stel krijgt hulp van de jonge sjacheraar Rydal (
Oscar Isaac, van
Inside Llewyn Davis), die in Chester een vaderfiguur ziet en een oogje heeft
op Colette. Ziedaar een driehoeksverhouding die als startpunt kan dienen voor
een avondvullend programma aan broeierige verwikkelingen. Want wie bedriegt
vervolgens wie en tegen welke prijs?
The Two Faces of January is
het regiedebuut van scenarist
Hossein Amini, die daarvoor zelf het gelijknamige boek van Patricia
Highsmith tot een scenario bewerkte. De in Engeland opgegroeide Amini maakte
naam met boekbewerkingen annex kostuumdrama's over onmogelijke liefdes als Jude
(1996) en The Wings of the Dove (1997), die hem een Oscarnominatie opleverde.
Na het melodrama The Four Feathers werd Amini de verrassende man achter Winding
Refns existentiële actiefilm Drive, waarna hij mocht aanschuiven voor heel wat
oppervlakkiger Hollywoodproducties als Snow White and the Huntsman en 47 Ronin.
Amini faalt in zijn debuut helaas jammerlijk in het creëren van spanning en
psychologische diepgang voor zijn personages. Motivaties moeten hun
geloofwaardigheid ontlenen aan het feit dat ze worden uitgesproken, voor
subtekst is geen ruimte, de mogelijkheden van het harde landschap blijven
onbenut. Wat ook niet helpt, is hoe in de montage elk shot kort en klein is
gesneden, zodat nergens lucht is voor het ontwikkelen van suspense.
Daardoor komt de film niet verder dan een pseudo-psychothriller met te weinig
Hitchcock en te veel opzichtige mythologische verwijzingen – het vader-zoon-
complex dat wordt opgehangen aan Minotaurus-doder Theseus, is verre van
overtuigend. 'Als je klein bent, kijk je tegen je vader op als een god. Maar
naarmate je ouder wordt, stellen ze je elke dag een beetje meer teleur,' legt
Mortenson netjes uit, in een film die zelf met de minuut een grotere deceptie
blijkt.
Anthony Minghella liet eerder zien hoe het ook kan, met het
veel beter verfilmde
The Talented Mr. Ripley, naar een ander boek van Highsmith over bedrog.
Athene, 1962. De welgestelde Amerikaanse oplichter Chester MacFarland (Viggo Mortensen) en zijn vrouw Colette (Kirsten Dunst) zijn op vakantie in Griekenland, waar zij zich laven aan de plaatselijke cultuurhistorische rijkdommen. Als ze worden ingehaald door schuldeisers, slaan ze halsoverkop op de vlucht.