Een komedie, maar wel in de kale, formalistische stijl die Jessica Hausner
ook al in Lourdes (2009) gebruikte. Laten we zeggen: als een Ulrich Seidl zonder
het sadisme. Gelachen wordt er dus niet. Geleden des te meer. Afgezien van een
paar buitenscènes vertelt Hausner het verhaal als een serie tableaux vivants
waarin de personages tijdens soirees bij de familie Vogel in Berlijn
discussiëren over kunst, dood en belastingen. De enige dingen die eeuwig zijn.
Behalve kunst dan.
Kleist, nu een van de groten van de Duitse canon
, maar in zijn eigen tijd zonder succes, had eerder al verschillende vrouwen
gevraagd om samen uit het leven te stappen. De 31-jarige Vogel, getrouwd, moeder
van een dochter en in haar eigen kringen bekend als intellectueel, was de
eerste die ja zei. Maar ze deed dat in de veronderstelling dat ze door een
gezwel in haar onderbuik niet lang meer te leven had.
Dus hoe puur
was die zelfverkozen dood eigenlijk, vraagt Hausner. Haar Kleist heeft de mond
vol van zielenpijn en echte liefde, maar wie de laatste scène tussen hem en
Henriette Vogel ziet, vermoedt dat Hausner de jonge romanticus minder verheven
motieven toedicht. Was de grote Duitse dichter Kleist, het moet maar eens gezegd
, niet gewoon een egoïstische kwezel? Al laat ze ook ruimte voor andere
conclusies.
Was de gezamenlijke zelfmoord van de Duitse dichter Heinrich von Kleist en de doodzieke Henriette Vogel in 1811 het summum van romantische liefde? Deze sardonische komedie beweert van niet.
Maar wat Hausner eigenlijk doet, is de
verstikkende Pruisische cultuur op de hak nemen. Een cultuur waaruit dankzij het
protestantisme en 500 jaar perfectioneren van sociale conventies elke vorm van
opwinding verdwenen was. Hausner suggereert – niet altijd even duidelijk, dat
moet ook gezegd – een verband tussen dat strikte keurslijf en de opeenstapeling
van misverstanden die misschien wel deels de oorzaak waren van Henriette Vogels
overlijden op die 21ste november 1811.
Een overlijden dat altijd
gezien is als de ultieme vrije keuze van een vrouw in een tijd dat vrouwen niet
over hun eigen lot konden beschikken. Maar wat als het geen echte keuze was, en
ze eigenlijk niet wilde? Als ze zich die ultieme vrijheid juist heeft laten
afpakken en dus min of meer per ongeluk een symbool werd van de vrije
lotsbeschikking? Dat is pas echt zwarte komedie. Let maar eens op de laatste
woorden die Vogel uitspreekt – waar Kleist niet eens naar luistert – en trek je
conclusie.