'Wat als ik het nou verkloot...' zegt André Hazes in Bloed, zweet & tranen tegen zijn vrouw Rachel. Ze zitten samen op de tribune van de Amsterdam Arena en kijken naar de opbouw van het podium voor zijn laatste concert in 2004. 'Kan toch niet,' zegt zij. 'Iedereen gelooft in jou.'

En zo was het maar net. Iedereen geloofde in hem, behalve Hazes zelf. Een leven lang was hij in gevecht met zichzelf, elke keer als zijn minderwaardigheidscomplex opspeelde voor weer een concert. Op de poster van de film staat hij, op de rug gezien, met gespreide armen en licht geknikte kop, als een moderne Christusfiguur die elke keer weer op het podium sterft voor zijn en onze zonden, en vergiffenis krijgt van het publiek voor zijn imperfectie. Elke meezinger voor iedereen een troostrijke biecht.

Het zegt iets over de betekenis van het fenomeen Hazes voor de Nederlandse cultuur. Hoe vat je dat samen in een film, nadat er al meer dan een handvol biografieën, een documentaire en een musical zijn verschenen?

Scenarist Frank Ketelaar (In Oranje, Het geheim, Bloedlink) en regisseur Diederick Koopal (De Marathon) zetten in op de worsteling van Hazes met zichzelf aan de hand van drie episodes uit zijn leven: begin jaren zestig, toen hij als achtjarig straatschoffie door Johnny Kraaijkamp werd ontdekt, begin jaren tachtig, toen hij doorbrak, en de laatste maanden voor zijn dood in 2004. We zien Hazes met zijn hardvochtige vader, met zijn boezemvriend, producer Tim Griek, en met zijn grote liefde Rachel.

Maar meer nog zien we Hazes met zijn onafscheidelijke pilsje, de rode draad in zijn leven, ook in de film. Als hij flauwvalt, doet hij dat reikend naar zijn biertje. Als hij sterft, valt het blikje uit zijn hand. Zoals biopic American Sniper een anti-oorlogsfilm is, zo is deze biopic een anti-Heineken-reclame.



Als was het een fotoboek, zo bladeren we wel heel vaak heen en weer door de gebeurtenissen in Hazes' leven; het onvermijdelijke Prisma Rijmwoordenboek ontbreekt niet. De art direction is top en op nostalgisch vlak valt terloops veel te genieten, met mode en interieurs uit vervlogen tijden, een vleugje Top Pop en een blik op een stencilmachine.

Maar de chemie tussen Hazes-vertolker Martijn Fischer en zijn tegenspelers ontbreekt, en het duurt lang voor er echt iets gebeurt. De nadrukkelijke violen en piano-akkoorden smeren dat gemis niet dicht . Drama zit 'm in de harde confrontaties die Dré met zijn vader heeft – eerst als kind, later als volwassene. Het overige is bekend terrein en blijft vlak. Net als de stem van Fischer, die wel de techniek beheerst, maar niet de emotie van Hazes draagt, die zong of zijn leven ervan afhing. Daardoor gaat ook het net -niet-helemaal-plat-Amsterdamse accent opvallen, het doorschemerende ABN van het jongetje dat de jonge Hazes speelt en het nep-Rotterdams van Rachel. Als deze film iets bewijst, is het dat Hazes' authenticiteit zich niet zo makkelijk laat kopiëren. Zoals Hazes in de film zelf al zegt: 'Ik ben geen product.' De poster is wat dat betreft treffender.