Succes en roem zijn vergankelijk. Dat thema wordt in Boychoir subtiel als basis gebruikt voor een verder vrij conventioneel en voorspelbaar verhaal dat draait om een onbegrepen jochie en zijn pogingen zich te bewijzen binnen een prestigieus jongenskoor.

De vergankelijkheid in deze film van François Girard (The Red Violin) zit in de engelachtige sopraanstemmen van de hoofdrolspelers. Het sopraangeluid is voor de meeste jongens slechts kort beschikbaar: zodra de baard in de keel schiet is het voorbij. Bij een koor dat de wereld over reist om op te treden is het dus zaak om in heel korte tijd al het potentieel uit een stem te halen. Dat komt neer op gruwelijk hard en veel oefenen, en dus op uithoudingsvermogen. Daar lijkt het bij de jonge Stet ( Garrett Wareing) aan te ontbreken.

Schijn bedriegt, zoals zo vaak in dit type film, waarin een eenzame outsider tegen alle verwachtingen in boven zichzelf moet uitstijgen in een vreemd milieu. Stet is een typische rebel en kampt met een dronken moeder, een omgeving die niet naar hem luistert en een kort lontje. Als hij zich via een omweg bij het koor voegt, krijgt hij het aan de stok met zijn docenten en medeleerlingen, en de vraag is of zijn stem en talent genoeg zijn om hem zijn gedroomde solo op te leveren.

Dustin Hoffman speelt Carvelle, de stugge artistieke leider van het gezelschap. Zijn afstandelijkheid komt voort uit de vluchtige aard van zijn band met de leerlingen, die verdwijnen als ze hun hoge noten verliezen. Maar dat voorkomen blijkt uiteraard slechts een façade. Hoffman laat in zijn acteerwerk een stil verdriet doorschemeren dat zijn personage boven alle middelmatigheid van de rest van deze film laat uitstijgen.



Zijn optreden staat in schril contrast met sommige van de jongere acteurs. Garrett Wareing mag dan een prima stem hebben voor deze rol, zijn bereik als acteur is beduidend minder indrukwekkend. Het lukt hem nog redelijk om verdriet en vastberadenheid over te brengen, maar boosheid is een brug te ver. De vijand van Stet, de olijk kijkende Devon (Joe West), zorgt zelfs voor wat onbedoelde lachmomenten. Als hij zijn heldenstatus binnen het koor ziet wankelen begint hij Stet dwars te zitten , en dat doet hij met een slapstick-achtig overacteren. De jongens zijn duidelijk meer van het zingen.

Dat doen ze met verve en regisseur Girard brengt hun optredens met een liefdevolle eerbied. De scène waarin Hoffman een klassiek stuk dirigeert in een kerk, waarbij hij langzaam opbouwt naar een climax door verschillende lagen zang door en over elkaar heen te laten lopen, is imponerend. De overige optredens voelen voor een ongetrainde luisteraar vooral als veel van hetzelfde; een zwak voor dit heel specifieke genre muziek zal dan ook nodig zijn om deze film een beetje te kunnen waarderen.