Die Oscar gaat de film natuurlijk niet winnen. En misschien was zijn
opmerkelijke uitspraak wel voorgekookt door een pr-medewerker, bedoeld om
voorafgaand aan de première zo veel mogelijk publiciteit te generen (daar zijn
ze in ieder geval in geslaagd). Maar er is één prijs die de film wel verdient:
die voor het beste deel in de serie.
Fast & Furious 7 is in alles de
overtreffende trap van de toch al niet echt geloofwaardige eerdere delen,
waarin de roversbende van straatracers Toretto (
Diesel) en O'Conner (
Paul Walker) onder meer een loodzware kluis door de straten van Rio de
Janeiro wist te slepen (aan een ketting achter hun auto, welteverstaan). En o ja
, ze schakelden ooit een tank uit op een drukke Spaanse snelweg, met behulp van
een simpele staalkabel.
Ditmaal vinden de meest spectaculaire
actiescènes vooral op grote hoogte plaats. Jeeps en Amerikaanse muscle-cars
worden uit vrachtvliegtuigen geparachuteerd, en een exclusieve racebolide wordt
door niet één maar twee wolkenkrabbers in Abu Dhabi gevlogen. Niet omdat het
moet, maar vooral omdat het kan.
Wie zich daarbij afvraagt hoe dat
allemaal in godsnaam mogelijk is, is bij Fast & Furious aan het verkeerde adres
. Want sinds het verrassend geslaagde vijfde deel speelt de franchise zich in
het rijk der mythologische popcornfilms af, als een eigenaardige mix van The
Expendables en The Avengers, maar dan met auto's.
Dat de plot weer
ouderwets weinig om het lijf heeft — een maniakale terrorist heeft een
bloedmooie hacker ontvoerd en een wraakzuchtige Engelse vechtersbaas heeft het
op Toretto en zijn crew gemunt — stoort geen moment. De stunts zijn origineel,
prachtig gefilmd en bovendien compleet geschift. De waanzin ervan werkt vaak
genoeg op de lachspieren, en daar schuilt veel van de charme in.
Als het aan acteur Vin Diesel ligt wint Fast & Furious 7 volgend jaar de Oscar voor Beste Film. Want, zo zei hij in een interview met vakblad Variety: 'Er is niets dat ooit in de buurt zal komen van de kracht hiervan.'
Maar wat dit zevende hoofdstuk daadwerkelijk boven eerdere delen doet
uitstijgen — ook al is het acteerwerk even krakkemikkig als voorheen en zijn er
weer genoeg gigantische plotgaten te bespeuren — is de onverwachte emotionele
diepgang. De mantra dat familie boven alles gaat wordt weer volop herhaald (
alleen de sluikreclame voor een bepaald Mexicaans biermerk komt vaker langs),
maar is voor het eerst ook echt voelbaar.
Dat heeft natuurlijk
vooral te maken met de dood van hoofdrolspeler Paul Walker. De blonde acteur
kwam in 2013 in een auto-ongeluk om het leven, nog voordat alle opnames voor de
film waren afgerond. De prachtige slotscène, waarin hij met behulp van
restmateriaal uit eerdere films en digitale trucage voor even weer tot leven
wordt gewekt en op zwijgende wijze afscheid neemt van zijn filmfamilie, is van
een zeldzame schoonheid.