Roth opent zijn thriller met een heerlijk ironische knipoog: op een lome zondagmorgen glijdt de camera door de riante villa van architect Evan (Keanu Reeves), langs wanden vol gelukzalige, haast té perfecte familieportretten. Oftewel: Evan is een man die alles heeft wat een mens maar kan wensen. En zonder dat hij het weet staat hij op het punt om alles te verliezen.
Aanleiding voor Evans teloorgang is een zondeval diezelfde avond, als vrouw en kinderen van huis zijn en er twee doorweekte jonge vrouwen genaamd Genesis en Bel aankloppen met de vraag of ze even zijn telefoon mogen gebruiken om een taxi te bellen. Aanvankelijk gedraagt Evan zich als de brave vader die hij is (of denkt te zijn). Maar hoe meer de twee, gekleed in hotpants en doorschijnende topjes, hem complimenteren en verleiden, hoe zwakker zijn verzet wordt. Waarom ook niet: wie zou het ooit te weten kunnen komen?
Een fatale gedachte in het social media-tijdperk, zo blijkt de volgende ochtend. Want de twee engeltjes van de vorige nacht zijn veranderd in sadistische krengen die weigeren zijn huis te verlaten, die de sculpturen van zijn vrouw beginnen te molesteren en dreigen hem als pedofiel te brandmerken. En dat is nog maar het begin van Evans (voornamelijk psychologische) martelgang.
Roth bouwt de spanning voortreffelijk op, met sfeervolle shots van slagregen die tegen de ramen slaat en naakte lichamen die tegen vochtige douchedeuren worden aangedrukt. En de jonge actrices, Lorenza Izzo en Ana de Armas, zijn geweldig: speels, opwindend en volstrekt onberekenbaar. Dat Knock Knock aanvankelijk wel wat weg heeft van een dure pornofilm is geen probleem. Sterker nog: het maakt de film op meerdere lagen zeer vermakelijk.
Er is echter één grote maar: zodra de rolverdeling tussen Evan en zijn twee gijzelnemers vaststaat, vloeit de suspense in razend tempo weg. En het overdreven spel van Reeves, die keer op keer uitschreeuwt dat hij verder zo'n trouwe echtgenoot is en het allemaal niet verdiend heeft, krijgt al snel iets lachwekkends.
Knock Knock is zonder meer een stap in de goede richting voor Roth, maar een echt geslaagde film is het nog niet.
Het oeuvre van horror-regisseur Eli Roth (Hostel, Cabin Fever) blonk tot op heden vooral uit in smakeloosheid. Met Knock Knock, een officieuze remake van het nooit uitgebrachte Death Game uit 1977, gooit hij het eens over een totaal andere boeg: in plaats van weerloze Amerikaanse rugzaktoeristen zijn het ditmaal slechts een aantal kunstwerken die aan stukken worden gehakt.