Achtergrond van het onheilspellende drama is het roerige post-Franco Spanje
van 1980, toen de jonge democratie te kampen had met torenhoge olieprijzen en
snel oplopende werkloosheidscijfers. De twee hoofdpersonages leren we gaandeweg
kennen als exponenten van het oude en nieuwe Spanje. De oudere Juan (Javier
Gutiérrez) is een door de wol geverfde opportunist, en Pedro (Raúl Arévalo) –
wiens verschijning doet denken aan Sean Penn – een verbeten idealist. Beiden
zijn geen praters, en ook geen beste schutters, blijkt als ze bij de schiettent
op de kermis een poging wagen.
Regisseur Alberto Rodríguez
creëert een geweldige broeërige sfeer, die neo-noir en bayou combineert in een
ongastvrij nazomers landschap van onverharde wegen en harde schaduwen. Waar
gasten worden verwelkomd met foto’s van fascisten naast het kruisje op hun
hotelkamer. En waar het kale bestaan van boeren, stropers en dagloners slechts
wordt onderbroken door de jaarlijkse lokale kermis. Weidse shots tonen
betoverende patronen van een overweldigende natuur, en van de mensenhand daarin
.
Aan het slot van dit misdaadmysterie volgt een toast op Truman Capote, de schrijver wiens faam vooral verbonden is aan zijn psychologische thriller In Cold Blood, een moderne tragedie over misdaad en gerechtigheid. Daarover gaat ook La isla mínima, waarin twee detectives naar een afgelegen dorp worden gestuurd in de Zuid-Spaanse moerasdelta van de Guadalquivir-rivier, om de verdwijning op te lossen van twee zusjes van zestien en zeventien jaar.
La isla mínima ging begin dit jaar aan de haal met
praktisch alle belangrijke Goya’s (de Spaanse Gouden Kalveren): voor regie,
camera, scenario, acteurs, montage en production design. Er werden
vergelijkingen getrokken met het betere werk van David Fincher (Fight Club,
Se7en), maar dat is wegens een gebrek aan psychologische diepgang en mysterie
toch net iets te veel eer.
De personages zijn net wat te plat en
de film neigt soms naar camp, met onder meer een te zwaar aangezette blik van
een helderziende, en de overdreven hardhandigheid van Juan, die zelfs een
schoonmaakster nog in de houdgreep neemt. Een magisch-realistische suggestie
rond vreemde vogels wordt maar half doorgezet.
De zwakste
schakel is de plot, die zich stap voor stap ontrafelt als bij een speurtocht, en
wat veel op toevalligheden leunt. Waardoor het niveau van Fincher en Capote –
uitblinkers in strategisch-psychologische schaakpartijen tussen personages –
ondanks de aardige poging daartoe niet wordt geëvenaard.