De verrassing is er af; speelgoedbeer Ted (met de stem van MacFarlane zelf),
die drugs gebruikt en vloekt als een ketter, was de eerste keer zeer vermakelijk
, maar na een complete speelfilm is het een gimmick geworden. De kracht van het
origineel zat dan ook niet zozeer in de extreme en regelmatig op het randje van
het toelaatbare balancerende uitspattingen, maar in de combinatie daarvan met de
hartverwarmende bromance tussen John Bennet (Mark Wahlberg) en zijn tot leven
gewenste knuffeldier.
Dat kloppende hart is in dit tweede deel
volledig weggevallen, want John en zijn pogingen om op te groeien zijn naar de
achtergrond geschoven en alles draait nu om Ted, die probeert te bewijzen dat
hij een persoon is, zodat hij een kind kan adopteren met zijn echtgenote Tami-
Lynn (Jessica Barth). MacFarlane hanteert daarbij het Family Guy-principe: het
flinterdunne verhaal is slechts een kapstok voor losse sketches die draaien om
seks, verdovende middelen en willekeurige popcultuurverwijzingen, aangevuld met
wat muzikale intermezzo’s.
Seth ‘Family Guy’ McFarlane liet zijn geslaagde hitkomedie Ted uit 2012 opvolgen door een matige presentatiebeurt tijdens de Oscars van 2013 en het tenenkrommende A Million Ways to Die in the West uit 2014. Met de vervolgavonturen van de pratende teddybeer weet hij zijn pijnlijke vrije val niet te stoppen.
De regisseur ziet de kans
schoon enkele persoonlijke liefhebberijen in het zwalkende verhaal te stoppen,
zoals oude musicals en fysieke humor. Soms werkt dat – bijvoorbeeld in een
indrukwekkende ode aan Busby Berkeley, waarbij Ted samen met tientallen mannen
en vrouwen in kostuum een ingewikkelde dansroutine laat zien. Andere keren slaat
het volledig dood, zoals bij een tegen slapstick schurend segment dat zich
afspeelt op Comic-Con, waar hordes als sci-fi-personages verkleedde nerds met
elkaar op de vuist gaan. Dat oogt vooral heel rommelig.
Als je
maar genoeg grappen op het publiek afvuurt, zijn er altijd wel een paar raak. Zo
verstoren Ted en consorten op briljante wijze een improvisatiekomedieshow,
heeft Liam Neeson de beste cameo ooit en is er een geweldige ode aan John
Williams en Jurassic Park. De rest van de grappen is echter ongeïnspireerd,
flauw of ergerlijk racistisch. In de hoop zijn eerdere succes te kunnen evenaren
, slaat de regisseur in die laatste categorie volledig door met zijn pogingen om
te shockeren en beledigen. Alleen daarom zou je de film eigenlijk al moeten
laten schieten.