Parijs, 28 februari. Tijdens de prijsuitreiking van de Césars staan voor de concertzaal Salle Pleyel tientallen demonstranten en breken er rellen uit, zo hevig dat de politie traangas gebruikt om de gemoederen te bedaren. De demonstranten protesteren niet alleen tegen de laksheid waarmee verkrachters in Frankrijk worden bejegend, maar ook tegen de – in de ogen van de demonstranten – belichaming van dat onrecht: de Pools-Franse regisseur Roman Polanski (87).
Het protest strekt zelfs verder dan tot aan de deuren van het Salle Pleyel, want wanneer Polanski – zelf overigens niet aanwezig – binnen ook nog eens de prijs voor beste regisseur in de wacht sleept voor J'accuse, is in de zaal een diepe zucht van teleurstelling hoorbaar. Een deel van de aanwezigen loopt furieus en vol ongeloof weg. Onder de weglopers bevindt zich ook actrice Adèle Haenel (Portrait de la jeune fille en feu), gezicht van de Franse #metoo-beweging en zelf slachtoffer van seksueel misbruik.
Die woede heeft natuurlijk alles te maken met de verkrachting door Roman Polanski van een dertienjarig meisje in 1977, in het huis van Jack Nicholson in Los Angeles. Polanski sloot een deal met justitie en bekende schuldig te zijn aan seks met een minderjarige – de vijf aanvankelijke aanklachten, waaronder verkrachting en sodomie werden hierdoor ingetrokken – maar vluchtte naar Frankrijk toen bleek dat hem mogelijk toch een lange gevangenisstraf boven het hoofd hing. Polanski wordt nog altijd gezocht door de Amerikaanse autoriteiten en is de afgelopen jaren door meerdere vrouwen beschuldigd van verkrachting.
Polanski's nieuwste film J'accuse, over inlichtingenofficier Georges Picquart die de onterechte veroordeling van de Joods-Franse officier Alfred Dreyfus in 1894 onderzoekt, ging in september op het filmfestival van Venetië in première en werd vervolgens overladen met talloze nominaties en prijzen. Onder de critici zaaide de film vooral verdeeldheid. Hieronder hebben we verschillende meningen uit de nationale en internationale pers verzameld.