We zullen weten dat er dit jaar een museumbaas is aangesteld als directeur van het IFFR. Rutger Wolfson zet een aantal ‘Free Radicals’ in de schijnwerpers ; eigenzinnige, energieke filmmakers die helemaal hun eigen koers varen. Neem Filmmaker in Focus Robert Breer (1926), een Amerikaanse pionier op het gebied van de experimentele animatiefilm. Een typerende korte film van Breer bestaat uit een snelle, associatief geordende mix van eigen krabbels, schetsen en tekeningen, televisiearchiefbeelden, persknipsels, homevideo’s en verwijzingen naar de schilderkunst. Zie voor een introductie bijvoorbeeld de clip die hij maakte bij New Orders Blue Monday ’88, een van zijn bekendere werken – net als diverse andere Breerfilms te vinden op YouTube.
Dat beweging en techniek zo’n prominente rol spelen in het oeuvre van Robert Breer is direct terug te leiden tot zijn vader, een ingenieur met een creatieve inslag. Deze Carl Breer stond in de jaren dertig aan de wieg van de legendarische Chrysler Airflow-automobiel en bouwde in Roberts jeugd een 3D-camera om de familievakanties te kunnen vastleggen. Aanvankelijk koos Robert ook voor een technische studie, maar al snel ontdekte hij een fascinatie voor schilderkunst – in het bijzonder het strakke kubisme, met Piet Mondriaan als favoriet, maar ook het anarchisme van de dada. Ook experimenteerde hij met primitieve animatievormen als ‘flipbooks’ (of ‘Daumenkino’ zoals de Duitsers het zo mooi noemen).
Een definitieve keuze voor het kunstenaarschap leidde Breer in 1949 naar Parijs, waar hij zich liet inspireren door de abstracte, geometrische films van pioniers als Hans Richter, Walter Ruttman en Fernand Léger. In 1955 was hij medeoprichter van de invloedrijke tentoonstelling ‘Le Mouvement’ in de gallerie Denise René. Rond dezelfde tijd maakte hij kennis met beatdichter Alan Ginsberg, waarna hij in bepaalde kringen tot beatkunstenaar werd uitgeroepen – een stempel waar Breer zelf weinig mee ophad, maar dat helemaal niet zo vergezocht is als je de energie en cadans van zijn films uit die tijd beschouwt . Animaties als Recreation (1956) en A Man and His Dog Out for Air (’57) zou je kunnen beschrijven als visuele jazzimprovisaties.
In 1959 keerde Breer terug naar de Verenigde Staten als kinetisch kunstenaar – naast animatiefilms maakt hij minimalistische, vaak humoristische, bewegende sculpturen. In de bloeiende avante-garde-scene van New York vond Breer al snel aansluiting bij filmkunstenaars als Kenneth Anger en Maria Menken, en later bij pop-art-prominenten als Claes Oldenburg, met wie hij de film Pat’s Birthday maakte.
Hoewel Breer niet de meest laagdrempelige films maakt, wordt hij sinds de jaren zeventig regelmatig gevraagd voor commerciële projecten als reclames en kindertelevisie. Ook heeft hij animatietechnieken ontwikkeld die tot op heden worden gebruikt door grote tekenfilmstudio’s als Disney. Terwijl hij ongeveer eens per jaar een film bleef afleveren, doceerde hij in de jaren negentig tevens animatie aan de Cooper Union-kunstacademie in New York.
Door de jaren heen heeft het IFFR regelmatig werk van Robert Breer vertoond, en in 1998 was de kunstenaar zelf ook aanwezig. Naast zijn pas gerestaureerde oeuvre is dit jaar ook voor het eerst in Nederland een omvangrijke presentatie van zijn kinetische kunstwerken te zien.