Todd Haynes nam Bob Dylans voortdurende identiteitswisseling als onderwerp voor zijn biopic I’m Not There.

Voor beschouwende types is de vraag ‘wie zie ik’ als je in de spiegel kijkt al niet gemakkelijk te beantwoorden, laat staan wat een ander ziet in diezelfde spiegel. Voer voor  Franse filosofen, en voor de ontregelend mooie films van regisseur Todd Haynes.

In zijn tweede, korte, film Superstar staat Karen Carpenter centraal. Immer getooid met tandpastaglimlach en ideaal geföhnd haar, is ze bij Haynes letterlijk en figuurlijk een barbiepop. Terwijl Karen en haar broer Richard als The Carpenters met sublieme kitsch hitparadegeschiedenis schrijven, gaat het in werkelijkheid richting verslaving en zelfs dood door anorexia.

In Haynes’ glamrockode Velvet Goldmine (genoemd naar een obscuur B-kantje van David Bowie) orakelt hoofd¬persoon David Slade vanachter dikke lagen make-up: ‘De mens is het minst zichzelf als hij uit eigen naam spreekt. Met een masker spreekt hij de waarheid’.

In het voor vier Oscars genomineerde Far From Heaven is weinig in het keurige gezinnetje wat het lijkt . Hoofdpersoon Cathy gaat langzaam tenonder in haar technicolor-wereld vol ruisende rokken en perfecte huisvrouwen.

En nu is er I’m Not There ( genoemd naar een obscuur, alleen op bootleg te vinden nummer van Bob Dylan), een biopic over Bob Dylan, maar volgens Haynes gaat de film niet over Dylan.

Legende, Icoon, Mysterie, Profeet, Messias
Wacht. Even vooraan beginnen. Wie is eigenlijk Bob Dylan? ‘God, I’m glad I’m not me,’ zegt Dylan in 1965. Nog een keer. Bob Dylan? Pseudoniem van Robert Zimmerman, beter bekend als Legende, Icoon, Mysterie, Profeet, Messias, Verlosser en beoogd Nobelprijswinnaar.

Bob verandert om de zoveel jaar van identiteit en lijkt zich er prima bij te voelen. In Sam Peckinpah’s film Pat Garrett and Billy The Kid speelt Bob Dylan de rol van Alias. ‘Your name?’ Alias. ‘Alias what?’ Alias anything you please.

Maak daar maar eens een film over. Martin Scorsese loste het op door Dylan aan het woord te laten over de muziek, en dit vervolgens af te wisselen met een gouden greep uit het  archiefmateriaal. Zijn No Direction Home is daarmee een schoolvoorbeeld van een popjournalistieke documentaire. Todd Haynes gaat veel verder en neemt de voortdurende identiteitswisseling als onderwerp. Een film over iemand die binnenkomt en zegt : ‘I’m Not There’. 

Zes maal Dylan
Haynes laat de ‘Dylans’ spelen door zes acteurs. Film opent. Een elf jarig zwart jongetje, genaamd Woody Guthrie. Op zijn gitaarkoffer ‘This Machine Kills Fascists’. Een goederentrein. Zwervers die meeliften. Voordat je het weet vliegen de verwijzingen je om de oren. Bob Dylans adoratie voor de ‘echte’ Woody Guthrie, die This Machine Kills Fascists op zijn gitaarkoffer had staan. De goederentrein , het zwerven – Jack Kerouacs On The Road, een van Bobs favoriete boeken. Maar de jonge Robert Zimmerman door de zwarte acteur Marcus Carl Franklin? Op z’n minst origineel bedacht.

Dan de Bob Dylan die van top tot teen onder de amfetaminen de popwereld beheerst in 1965 en ’66. De surreële clown, aartsirritant, de man die het geluid van de pop verandert – gespeeld door een vrouw. Cate Blanchett.

In 2005 ontmoette Haynes haar bij een Oscar- etentje, en zij voelde meteen voor de rol van Jude Quinn alias Bob 1966. Het is onwaarschijnlijk als je naar haar kijkt. Alsof je naar Bob kijkt, althans het beeld van Bob uit de media van 1965-’66. Mager, speedy, charismatisch. Cate Blanchett kreeg een Oscar-nominatie, ontving een Golden Globe en in Venetië de prijs voor de Beste Actrice.

Ook verrassend is de keuze voor Richard Gere , al wilde hij als Dylan-fan graag meedoen. Gere is Billy ‘Bob Dylan’ The Kid, ooit de pistolenkoning, nu een loner.  En dan zijn er nog Heath Ledger (cowboy in Brokeback Mountain, onlangs overleden), Ben Whishaw en Christian Bale. 

Todd Haynes is gek op film en gek op muziek, en dat zie en hoor je. De scènes met Richard Gere zijn geschoten als een grootse western. Cate Blanchett kreeg een zwart-wit Pennebaker- en Fellini-achtige verwijzing. De scène waarin Bob optreedt tijdens een evangelisatiebijeenkomst lijkt zo weggelopen uit een Amerikaanse, ‘gristelijke’ documentaire, waarin iedereen o zo blij en zondenvrij oogt. Detail: in deze scène kijkt Bob even naar de achtergrondzangeressen.

In real life bleek dat de bekeerde Bob een verhouding had met meerdere van zijn Queens of Rhythm, het achtergrondkoortje. Ook fraai is de ontmoeting tussen Robbie Clarke (alias Bob alias Heath Ledger) en Claire (Charlotte Gainsbourg) in een New Yorkse bar. Even later lopen ze blij verliefd over een New Yorkse straat. Als je dit beeld stilzet heb je de hoes van The Freewheelin’ Bob Dylan.

Omgevallen platenkast
Hoogtepunt in de film is de scène rond het nummer ‘Goin' To Acapulco’, gecovered door Calexico en de witgepoederde zanger Jim James. In groteske droombeelden vol van het ‘old, weird America’ verwijst Haynes in een langzamerhand doorgedraaid Droste-effect naar Dylans Rolling Thunder Revue uit de jaren zeventig. Bob Dylan zelf – witgepoederd – regisseerde een film over deze revue, waarin hij de hoofdpersonen , hijzelf en zijn toenmalige vrouw, laat spelen door anderen... 

En zo gaat Haynes maar door, met zijn omgevallen platen- en boekenkast speelt hij een wervelend ‘Wie van de zes?’ Een filmische hemel op aarde voor diegenen die zich bezighouden met de Dylan-kunde, een erkende pseudo-wetenschap in de popmuziek. Bob kan nog niet rustig zijn kont krabben of er wordt een hogere betekenis aan toegekend. Commentaar Bob in een interview over ‘Dylan-kunde’: ‘It’s ridiculous , humorless and sad... Get a life please. You’re wasting your own’.

Voor een niet-Dylan-film is het opmerkelijk (Dylaniaanse ironie) dat de hele soundtrack bestaat uit Dylan-songs. In de film worden originele Dylan-songs afgewisseld met covers, op de dubbel-cd staan alleen covers en de song ‘I’m Not There’. Als een lange camerabeweging trekken de liedjes voorbij met hun verhaal . En met een liedje begon het ook allemaal. Todd Haynes reed jaren geleden New York uit, met het idee: opnieuw beginnen. Op de radio klonk Dylans ‘She’s Your Lover Now’, en alles viel samen. Vervolgens wilde Haynes niet hetzelfde noodlot als bij Velvet Goldmine; David Bowie verbood het gebruik van zijn songs. Hoe Bob Dylan wel zover te krijgen?

Via zijn oudste zoon Jesse en zijn rechterhand Jeff Rosen werd Bob benaderd. Of Haynes al zijn films wilde sturen en het idee voor de film, op een A4’tje. Bovendien mocht hij nergens het woord Genie gebruiken, noch Dylan de Stem van een Generatie noemen. Todd Haynes zette bovenaan zijn korte tekst een citaat van Arthur Rimbaud: ‘Ik ben iemand anders ’. Enkele maanden later kwam het korte, bevrijdende ‘Ja, ga je gang’. En als eerste regisseur kreeg Haynes vrij gebruik van alle Dylan-songs.

Spiegellabyrint
Eeuh, Dylan is niet mijn studierichting. Moet ik hier naartoe? Ja. I’m Not There is een ijzersterke verzameling songs met het masker van een film. Soms verdwaalt Haynes in zijn eigen spiegellabyrint. Maar ook het verdwalen blijft even irritant, eigenzinnig en fascinerend als de wel of niet aanwezige hoofdpersoon Dylan.

En met de komende muziekfilms ( Scorsese met de Rolling Stones, Neil Young over CSN&Y, Madonna over, ja wat eigenlijk?) in het verschiet, lijkt Haynes op voorhand de meest eigenzinnige. Soms blijft het niet bij beelden alleen, maar wordt de film een liedje. Eenvoudig, gelaagd en vooral meeslepend zonder dat je direct kunt zeggen waarom ; als een liedje, dat maar niet uit je hoofd wil.