Een beetje tegenvallen doet het wel, een ordinaire sportfilm van de hand van
George Clooney. De charmante Hollywoodster bewees zich met Confessions of a
dangerous mind (2002) en Good night, and good luck (2005) als eigenzinnig
regietalent, maar volgt in Leatherheads een wel erg uitgekauwd stramien:
verliezend team leeft op door de komst van groot talent, beleeft na
overweldigend succes een diepe crisis, maar overwint ten slotte glorieus.
Gelukkig is er toch iets meer aan de hand – Leatherheads is een sportfilm met
een twist. Het verhaal is gesitueerd in 1925 en biedt een inkijkje in het
ontstaan van de moderne commerciële sportcultuur in de VS. Maar interessanter
nog is dat Clooney de historische setting heeft aangegrepen om een ouderwetse
screwball comedy te maken, compleet met kluchtige intriges, snelle, bitse
dialogen en sappige romantiek.
Het oorspronkelijke scenario van
Leatherheads was een stuk conventioneler. Het werd al zo’n twintig jaar geleden
geschreven door twee journalisten van het tijdschrift Sports Illustrated. Toen
deze Duncan Brantley en Rick Reilly onderzoek deden voor een artikel over het
ontstaan van het National Football League, stuitten ze op de kleurrijke
footballspeler John McNally, een grofgebekte wildebras die alle vooroordelen
belichaamde die in de jaren twintig over professioneel football bestonden.
McNally speelde op landelijk niveau, maar hield zich onder pseudoniem ook bezig
met college football, dat als beschaafder werd beschouwd en dus veel
populairder was.
In McNally zagen de debuterende scenaristen een
ideale (anti)held voor een historische sportfilm. Ze bewerkten hem tot Jimmy ‘
Dodge’ Connelly, aanvoerder van de Duluth Bulldogs, een club die het hoofd amper
boven water kan houden – zoals destijds trouwens opging voor bijna alle
nationale teams. Wanneer Dodge een sterspeler uit het studentencircuit overhaalt
voor de Bulldogs te komen spelen, doet dat wonderen voor het professionele
football. Maar dan dreigt een schandaal rond de jonge sterspeler roet in het
eten te gooien.
Toen Brantley en Reilly hun scenario hadden voltooid
, legden ze het voor aan filmmaker Steven Soderbergh, die interesse toonde maar
het vervolgens een paar jaar op de plank liet liggen. Tot hij in 1997 Out of
Sight maakte met George Clooney en hem Leatherheads voorstelde als volgende
project. Dat kwam er nooit van, maar Clooney, een groot sportliefhebber die ooit
op vrij hoog niveau honkbal speelde, bleef het script in gedachten houden.
Hij stelde zich hoofdpersoon Dodge voor als een ouderwetse, charmant-komische
held in de lijn van Cary Grant en Clark Gable – twee acteurs met wie hij nu net
zelf geregeld wordt vergeleken.
Met klassieke komedies als The
Philadelphia Story van George Cukor en His Girl Friday van Howard Hawks in
gedachten, bewerkte hij Leatherheads tot een onvervalste screwball comedy. Naar
eigen zeggen had Clooney het niet meer dan terecht gevonden zichzelf als co-
scenarist op de titelrol te zetten, maar dat stond de schrijversvakbond niet toe
, waarop hij zich terugtrok als lid.
Dankzij Clooney’s bewerking
draait de film die nu in de bioscoop te zien is nog maar ten dele om football.
Zoals het een klassieke Hollywoodklucht be taamt, zijn het de komische
misverstanden en romantische intriges die Leatherheads op smaak houden. Het
verhaal komt op gang wanneer de gehaaide journaliste Lexie Littleton (Zellweger
) ten tonele verschijnt om een reportage te schrijven over het plotselinge
succes van de Bulldogs, na de komst van de nieuwe sterspeler Carter Rutherford.
Als explosieve mix van feministe en seksbom brengt Lexie zowel Dodge als Carter
het hoofd op hol, maar de aanvoerder beseft al snel dat de charmante
verslaggeefster er heimelijk op uit is Carter in diskrediet te brengen.
Leatherheads is een aangename nostalgietrip geworden waarin rijkelijk uit de
filmgeschiedenis wordt geciteerd. Naast de genoemde screwballklassiekers heeft
Clooney duidelijk gekeken naar de films van Billy Wilder, de seventies-
klassieker The Sting en het werk van Joel en Ethan Coen.
Met die
laatsten maakte hij zelf de komedies O brother, where art thou? En Intolerable
Cruelty, waarin hij zijn alleraardigste Grant/Gable-imitatie al oefende. Het
personage Lexie Littleton lijkt zelfs recht uit de Coen-film The Hudsucker Proxy
uit 1994 te zijn gewandeld – daarin speelt Jennifer Jason
Leigh ook al zo
’n gehaaide, Katherine Hepburn-achtige journaliste die aanpapt met een naïeve
goedzak in de hoop hem te kunnen ontmaskeren.
De vergelijking met de
films van Wilder en de Coens legt iets bloot waaraan het in Leatherheads
ontbreekt. Clooney heeft een knappe reconstructie gemaakt, maar geeft amper een
eigen draai aan het materiaal.
Het screwball-genre wordt
voorgesteld als heerlijk onschuldig en pretentieloos, maar het is de vraag of
dat honderd procent accuraat is. Als prototype van het genre wordt vaak Frank
Capra’s It happened one night genoemd, uit 1934 – een jaartal dat niet geheel
toevallig is. In datzelfde jaar trad namelijk in Hollywood een rigide
beroepscode in werking, waarin strenge eisen werden gesteld aan de verbeelding
van alles wat onkuis werd geacht.
Volgens de nieuwe regels mochten
zelfs getrouwde stellen niet samen in bed worden afgebeeld. Het treiterige, soms
ronduit puberale karakter van veel screwball comedy’s lijkt hier een reactie op
. Er is nooit iets onbetamelijks te zien, maar intussen broeit het voortdurend
onder de oppervlakte en is de achterliggende moraal vaak behoorlijk
vooruitstrevend.
Niet voor niets verwijst de term ‘screwball’ naar
een honkbalworp die is bedoeld om de slagman in verwarring te brengen. In het
genre draait alles om verwarring: man/vrouw-verhoudingen worden op hun kop gezet
, klasseverschillen worden genegeerd, liefdes worden verzwegen of verkeerd
opgevat, er wordt wat af gescheiden, geflirt en vreemdgegaan.
Wat
dat betreft sluit Leatherheads keurig aan bij de traditie – Dodge is afwisselend
een macho en een sul, terwijl Lexie het ene moment kloek haar mannetje staat en
het volgende moeiteloos terugvalt in de meest traditionele rollenpatronen.
Het was boeiend geweest als Clooney meer nadruk had gelegd op deze verwarrende
verhoudingen of op de verschillen tussen toen en nu. Zoals regisseur Todd Haynes
dat bijvoorbeeld deed in Far from heaven uit 2002, een fraaie reconstructie van
een kitchen-sink drama uit de jaren vijftig, waarin subtiel wordt gerefereerd
aan allerlei taboeonderwerpen uit die tijd.
Helemaal kritiekloos is
Leatherheads niet. De professionalisering van de sport wordt gepresenteerd als
genadeklap voor het pure spelplezier. Vrije jongens als Dodge Connelly tref je
niet meer aan in de moderne, strak georganiseerde en ultracommerciële
competities. Met die licht treurige conclusie is de nostalgietrip compleet. Wat
was alles vroeger lekker ongecompliceerd, lijkt Clooney maar te willen zeggen:
films, sport, liefde. Daarmee bezorgt hij de kijker een kleine twee uur lang een
glimlach op het gezicht, dus waar zouden we verder over zeuren?
George Clooney’s derde film als regisseur is een vrolijke ode aan de screwball comedy uit de jaren ’30 en ’40. Knap gedaan, al stelt Clooney het genre misschien wat pretentielozer voor dan het oorspronkelijk was.