I’m Not There vertelt het levensverhaal – maar van wie? ‘Bob Dylan’, wordt
ons voorgehouden. Maar de schitterende ster komt in de hele film niet voor, zijn
naam wordt zelfs niet één keer genoemd, wat erg weinig is voor een hoofdpersoon
van een biopic. Nee, hij is er niet, zoals de titel zegt. Afwezig in zijn eigen
biografie.
Zo kennen we hem weer, dacht ik tevreden. Zwart gat in
zijn eigen heelal. Ontbrekend middelpunt van oneindig speculeren.
Ik was er wel, in de bioscoop dan, en ik kreeg tijdens het kijken stellig de
indruk dat de film over mij ging. Geen wonder, hij en ik hebben veel gemeen,
vind ik zelf. Altijd al gehad. Misschien lijk ik wel meer op hem dan hij op
zichzelf. Er zijn overigens wel meer mensen die meer op hem lijken dan hij, zo
bijzonder is dat niet. ‘Ik ben Dylan niet’, beet hij ons fans al een keer toe. ‘
Jullie zijn Dylan.’
‘Wij zijn Dylan.’ Dat moeten de Amerikaanse
cineast Todd Haynes en zijn crew ook gedacht hebben toen ze de ongrijpbare
verdwijnkunstenaar lieten invullen door maar liefst zes verschillende acteurs,
onder wie een vrouw (Cate Blanchett) en een veertienjarige zwarte jongen (Marcus
Carl Franklin). Maar ook bekende Hollywoodnamen als Richard Gere, de onlangs
ineens gestorven Heath Ledger en Christian Bale (in een dubbelrol) zijn gecast.
Zij belichamen allen een deel van de mythe, zij moeten – in zeven verschillende
gestalten – proberen de leegte op te vullen die het onderwerp overal achterlaat
. Gedaanten, rollen, parodieën. Bob Dylan is alles – behalve wie hij is.
Raadsel
Geweldig idee, dat ik zelf gehad had kunnen hebben. En
dat ik volgens mij in een iets ander verband ook gehad heb, maar dan anders. Het
doet natuurlijk denken aan het bekende gedicht van de dadaïst Kurt Schwitters
over de haas die eigenlijk een varkentje was dat eigenlijk een zwaan was die
eigenlijk een vis was die eigenlijk een nijlpaard was die … enzovoort.
There we are. Wat is biografische belangstelling anders dan zich al meeglurend
een leven toe-eigenen? Eigenlijk ben ik iemand anders, eigenlijk ben ik Bob
Dylan. Die zelf eigenlijk een blanke met een zwarte ziel is. Maar eigenlijk
heeft hij vooral vrouwelijke trekken. Wat betekent dat hij eigenlijk … ad
infinitum. Zodat hij eigenlijk een raadsel blijft. En wij met hem.
Anti-biopic
I’m not there is geen biopic maar een anti-biopic.
Het raadsel dat Dylan is, bevindt zich niet achter zijn werk maar in zijn werk
– zoals bij alle kunstenaars die ertoe doen. Het raadsel is dat alle
verklaringen het raadsel alleen maar vergroten.
Niet de zanger,
maar het lied. Bij Todd Haynes staat het werk centraal, dat onvoorstelbare
gebergte aan songs. Vanuit het werk wordt de onvoorstelbare maker bij elkaar
gefantaseerd. Het verhaal van de film is het verhaal van het Bob Dylan Songbook
, een labyrintisch, alle kanten op schietend verhaal dus. Het is eigenlijk
helemaal geen verhaal, het is een enorme videoclip die de muziek illustreert.
Het is een keten van associatieve beelden. Flarden, flitsen. Wat je ziet, zijn
denkbeeldige herinneringen, waar gebeurde fantasieën. Het zijn de zelfverzonnen
plaatjes bij deze inmiddels mythisch geworden muziek, waar de maker net zo ver
van af is komen te staan als wij allemaal.
Regisseur Todd Haynes
heeft heel goed naar het honderden en honderden nummers tellende liedcorpus
geluisterd, de klassieke Dylan-documentaire Don’t look back van D.A. Pennebaker
moet hij beeld voor beeld bestudeerd hebben, alle documentaire verschijningen
van het verschijnsel zal hij trouwens minutieus bekeken hebben. Maar vooral
heeft hij veel opgestoken van de zinsbegoochelende, van de hak op de tak
springende films van Fellini (met name La Dolce Vita, Otto e Mezzo en Roma). Al
met al heeft hij van I’m not there een soort surrealistische trip gemaakt waar
je als kijker doorheen slaapwandelt – knipperend met je ogen vanwege alle
knipogen naar Dylan-citaten, historische feiten en al dan niet bekende films. En
de hele tijd hoor je de songs waar je zo naar verlangt, soms een paar akkoorden
, soms een half nummer, hier of daar een cover – swingende, dwingende soundtrack
die de beelden voortduwt, voortstuwt alsof het je eigen herinneringen zijn.
Over mijzelf
Ik had tijdens het kijken stellig de indruk dat de
film over mijzelf ging en slechts zijdelings over Dylan, wat een goed teken is,
want alle goede films gaan, zo heb ik gemerkt, over mijzelf. En als er iets over
mijzelf gaat is het het werk van Bob Dylan wel. Het is de soundtrack van mijn
leven. Mijn leven zoals ik het niet eerder beleefd heb.
Zijn werk
speelt zich voortdurend af op de grens van de tijd, er wordt voortdurend
verlaten, er breken voortdurend nieuwe tijden aan, in bijbelse zin neemt het
einde steeds een aanvang, steeds is alles reeds gedaan, maar steeds ook staat
alles te beginnen. Deze verwisseling van het komende en het voorbije zorgt
ervoor dat Dylan telkens ‘terugkomt’, en wel keer op keer als een nieuwe
gestalte. Het is een essentieel onderdeel in zijn mythografie, waarin hij steeds
breekt met zijn voorgaande persona. In zijn werk wijst alles voortdurend
vooruit en weer terug, het is een labyrint van verwijzingen naar een toekomst
die in het verleden reeds bleek te bestaan. Zoals in de Bijbel inderdaad, waar
de beloofde toekomst bestaat uit geassembleerde varianten van het reddeloos
verloren en verleden paradijs.
Tegenstrijdigheden
Op deze wijze kunnen de tegenstrijdigheden gewoon naast elkaar bestaan. Door de
gelijktijdigheid van het ongelijktijdige kan dit oningevulde genie het ene
ongerijmde aan het andere paren. Authentieke countryboy en gekunstelde,
androgyne urban popster in één, reborn christian en herboren cynicus,
onverstaanbare onheilsprofeet en vrouwenfluisteraar met zachte handjes, escapist
en protestzanger, vernieuwer en neotraditionalist, hij is alles wat je in hem
ziet en dat alles is hij bij nader inzien net niet. Hij is iemand die je wilt
geloven maar niet kunt geloven, iemand dus van wie je steeds nog iets verwacht.
Er wordt, waar hij ook komt, altijd nog iets uitgezien. Een tipje van de sluier
.
‘One word for the press, please!’ roepen de paparazzi in I’m not
there. En Cate Blanchett, die meer op hem lijkt dan hij ooit op zichzelf heeft
geleken, opent het raampje van de zwarte limousine en werpt met haar
contemptious lips de persmeute hun woord toe. ‘Astronaut’, mompelt hij/zij,
languissant als een mooi mager rijkeluismeisje, en daar schuift hij/zij het
raampje alweer toe, de pers achterlatend als een roedel honden vechtend om het
toegeworpen bot.
Zonder ons
Hij is door ons
gemaakt tot wat hij niet is. Hij had het grote publiek nodig om te kunnen
verdwijnen in verzinsels en veronderstellingen.
Het beeld dat Todd
Haynes van Dylan geeft, is het beeld dat wij van hem hebben, wij bewonderaars en
meelopers. Net zoals Greil Marcus met Dead Elvis ooit de biografie schreef van
The King’s postume voortleven op de meest rare plaatsen, zo verfilmt Todd Haynes
het leven van Dylan zoals het vorm heeft gekregen in de hoofden van zijn
vasthoudend voort fantaserende fans. Zonder ons had hij nooit zo kunnen bestaan
. Wij hebben de Dylan-mythe geheel aan onszelf te danken.
Misschien
is Dylan gaandeweg wel in ons gaan geloven en is hij inmiddels hard zijn best
aan het doen om zichzelf zo natuurgetrouw mogelijk te imiteren.
Iconen
In I’m not there zitten, over imitatie gesproken, ook de (
fictieve) levens verwerkt van enkele van Dylans eigen iconen, met name de
folklegende Woody Guthrie en de bandiet Billy The Kid, want iets komt altijd
ergens vandaan, niemand komt zomaar uit de lucht vallen, zelfs Bob Dylan niet.
Juist Bob Dylan niet, deze deconstructivist die al volleerd was toen Derrida de
term nog moest ijken.
De Dylan die Robert Zimmermann heeft
samengesteld en waar hij zijn leven lang aan heeft gesleuteld, is oorspronkelijk
opgezet als een pan-Amerikaanse gestalte: pionier, outlaw, messias, zo iemand
die voortdurend horizonten zoekt om achter te verdwijnen.
Hobo
De film begint daarom niet voor niets met een goederentrein
die door oneindig landschap sukkelt en waar de poor lonesome hobo’s in lege
wagons ongezien meereizen van niks naar nergens, van gisteren naar morgen en
weer terug.
Ook een kleine zwarte jongen, die zich Woody Guthrie
noemt, is op deze trein gesprongen en rijdt aldus de film binnen. Hij ontpopt
zich als een krankzinnig welbespraakte prater die ons in de van vele negers
bekende watervaltaal overdondert met zijn oudtestamentische voorgeschiedenis.
Uitstekende vondst, deze oeroude jongen die nog zegt te stammen uit
woordloze voortijden, ons gezonden om te duiden en te waarschuwen. Het is de
vroege Dylan ten voeten uit. Ik wist niet dat ik hem zo altijd had gezien, maar
zo heb ik hem dus altijd gezien.
Tegenover dit oude kind plaatst
Todd Haynes een eeuwig jonge en tegelijk stokoud geworden Billy The Kid,
verrassend goed vertolkt door de gladjanus Richard Gere. (Billy is trouwens een
bekende filmrol van Dylan – uit Pat Garrett & Billy The Kid van Sam Peckinpah,
waarvoor hij ook de muziek schreef.) Het is een personage waar hij zich altijd
mee is blijven identificeren. Terwijl de historische Kid (de naam zegt het al)
jong gestorven is, leeft hij – omdat wij dat willen – rustig verder. Blijkens de
film in het welluidende plaatsje Riddle, Missouri. Zo’n leven na de dood is wat
Dylan voor zichzelf ook altijd gezocht moet hebben sinds hij in de jaren zestig
zijn legendarische motorongeluk ensceneerde om aan zichzelf te ontkomen.
Het ene fictieve leven inruilen voor het andere, met als doel om
eindelijk echt te kunnen bestaan.
Riddle, Missouri
Maar hoe graag hij ook verdwijnt, hij zal toch ergens moeten opduiken, want
plaatsjes genaamd Riddle, Missouri bestaan helaas niet in het echt.
In die zin (van verdwijnen) miste ik in I’m not there één gedaante die er
volgens mij zeker in had gemoeten, en dat is de gestalte van Ahasverus, de
wandelende jood. Hoe lang is Dylan nu al niet onderweg? Hij is bezig aan zijn
laatste toernee, de fameuze, omineuze Never Ending Tour. Al jaren en jaren en
jaren. Terwijl ik deze woorden zit te tikken, pakt hij zijn spullen voor Mexico
, om vervolgens door te reizen naar Buenos Aires, Montevideo, Santiago de Chile.
Maar anderen zeggen dat hij in een oude touringcar woont, ergens out on
Highway 61, ingericht met boeken, muziek en een complete ministudio, van
waaruit hij een radioprogramma verzorgt.
‘Hi folks!’
O
.k., Bob, kom er maar in. We zijn hier nu eenmaal samen aan begonnen.
‘
Hi folks. Wherever you are, wherever you may be, here’s Bob Dylan with tonight’s
program.’
P.F. Thomése’s ‘Nergensman - Autobiografieën
’ verscheen bij Contact. ISBN 9789025426170.
In de film I’m not there van Todd Haynes laat Bob Dylan een grote leegte achter, die beurtelings wordt opgevuld door zes acteurs, onder wie Cate Blanchett, wijlen Heath Ledger en Richard Gere. P.F. Thomése, auteur van het pas verschenen Nergensman – ondertitel: ‘Autobiografieën’ – herkende zich volledig. ‘Deze film gaat niet over Dylan, hij gaat over mij.’