‘And just so you know, this is not the feelgood movie of the year. So, if
you’re one of those idiots who needs to feel good: go get yourself a foot
massage.’
Gepensioneerd en gescheiden natuurfysicus in de
quantummechanica Boris Yellnikoff (Larry David) zet in de hatelijk-geestige
openingsscène van Whatever works meteen maar even de punt op de i. Opstaand van
het New Yorkse terrastafeltje waaraan hij zijn grafduistere visie op de mensheid
voor de zoveelste keer aan zijn vrienden heeft uiteengezet, richt manke Boris
zich rechtstreeks tot de kijker. Met een in sarcasme gebeeldhouwde boutade
contra de kwaadaardigheid, kuddediermentaliteit en algehele stupiditeit van de
homo sapiens is de toon voor de komende 86 minuten feestelijk gezet. En zo
gedreven als de acteur de azijnpisser ook gestalte geeft, zo klaar als een
klontje is het dat hier Larry noch Boris staat te oreren. Niemand anders dan
regisseur Woody Allen zelf spreekt hier direct tot zijn publiek, met als
subtekst: ik heb het een en ander op m’n lever en die dingen ga ik u eens fijn
aanschouwelijk maken.
Het maakt niet uit welke onorthodoxe vorm je leven en liefde hebben, dat leert cultuurpessimist Boris in de nieuwe Woody Allen-film Whatever Works.
Woody Allen en Larry David op de set
Na zijn tripelvrijage met Londen (
Match point/
Scoop/
Cassandra’s Dream) en het Spaanse uitje
Vicky Cristina Barcelona is Allen weer thuis in New York – eventjes, want
zijn volgende film nam hij zomer 2009 in Europa op. Zeker sinds zijn affaire/
huwelijk met zijn stiefdochter is Woody artistiek ietwat zwalkende. Adverteerde
VCB wel heel erg ongegeneerd met aantrekkelijke jongedames en naar de jaren
zeventig riekende interrelationele flikflooieritis libertinus, Whatever Works
heeft er gelukkig slechts een tikkie van mee. Het significante verschil zit hem
in de beschouwende, vanouds gevatte nuchterheid waarmee de maker deze keer zijn
preoccupaties tegemoet treedt. Misschien maakt de gelouterde Allen hier stiekem
wel een beetje de balans op van een turbulente levensfase vol persoonlijke en
publieke worstelingen. Daarbij fungeert Seinfeld-medebedenker Larry David als op
maat gesneden buikspreekpop, fysiek lijken de twee sowieso uit dezelfde
Brooklyn-mal gegoten.
Pygmalion meets Lolita
Teneinde de bioscoopbezoeker ook na het lezen van dit artikel maximaal Woody-
amusement te garanderen beperken we de plotbeschrijving tot het minimum. Spil
van Whatever Works is zoals gezegd wandelende galblaas en zelfverklaard genie
Boris Yellnikoff, sinds zijn scheiding van de perfecte echtgenote woonachtig op
driehoogachter in Chinatown. Wanneer hij op een avond de trap naar zijn
appartement beklimt staat de wildvreemde en ietwat haveloos ogende Melody St.
Anne Celestine (
Evan Rachel Wood) voor zijn neus. Met een moddervette southern drawl smeekt
het meisje uit Mississippi hem om wat eten. Cynicus Boris laat haar – niet
zonder eerst zijn samenvatting van het aardse tranendal te hebben gegeven – met
tegenzin even binnen. Aftrap voor een, eufemistisch uitgedrukt, curieuze relatie
.
Ouwe bok, jong blaadje. Is dit dus een Allen-variant op het
Pygmalion-meets- Lolita-verhaalsyndroom? Ja en nee. De buikspreekact David/Allen
is bij vlagen zo bar en boos geestig dat het oudemannenfantasietjesgehalte
secundair wordt.
Schoof de kijker tijdens Vicky Cristina Barcelona soms
met plaatsvervangende schaamte in de fauteuil heen en weer, van Whatever Works
kan onbezwaard en stilgezeten worden genoten. Deze keer geen met Allenismen
slecht gemaskeerde hijgerigheid, maar een laconiek oprechte zedenkomedie in de
ware zin des woords. Al spreekt Boris’ openingstirade het faliekant tegen, dit
is zelfs de aandoenlijkste Allen sinds oeuvretoppers
Hannah and Her Sisters (1986) en
Radio Days (1987). Dat diverse nevenfiguren opnieuw het schetsboekniveau
niet ontstijgen en het scenario allerluchtigst met krasse karakter- en
situatieveranderingen omspringt, doet wederom nauwelijks terzake. Levende
karikaturen Boris en Melody zijn filmvullend en, gevoed met Allens
schuurpapierhumor, volkomen aan elkaar gewaagd. Wanneer plotseling Melody’s
Jezus-omarmende en alcoholliefhebbende moeder Marietta (
Patricia Clarkson) in New York opduikt, vraagt Melody aan Boris: ‘Where can
I take her which is fun?’ Boris’: ‘How about the Holocaust museum?’ Wie anders
dan Allen komt met zulke politiek incorrecte projectielen weg?
Whatever works gaat op het regisseurscurriculum als een beduidend betere film
dan die over Vicky en Cristina in ansichtkaarten-Barcelona. Hopelijk zet de
meester-verstrooier met Untitled Woody Allen London project 2010 de
zelfcorrigerende stijgende lijn voort. Met
Anthony Hopkins en
Naomi Watts op de titelrol van die film vallen vast ook de drie
gezichtsuitdrukkingen van Antonio Banderas te tolereren. Eén voor Allen, Allen
voor één
!