De eerste keer dat hij in beeld verschijnt, graait hij met twee handen in de
witte bustehouder van de secretaresse van de Sturmbannführer, vol wellust, en
weet de kijker direct wat voor vlees hij in de kuip heeft: Sicherheitsdienst-
agent Breitner voelt zich als een vis in het water onder het nazi-Duitse bewind.
Breitner martelt met sardonisch genoegen. Met zijn blote vuisten (‘Heb je ook
spieren... op je nieren!?’, zegt hij terwijl hij inbeukt op een verzetsman), met
een klysma, én met zijn giftige tongetje.
Hij beweegt dat tongetje
razendsnel, als een slang, en produceert daarbij een vilein lachje (‘lèhlèhlèh
’). In zijn meest memorabele scène staat Breitner te posten voor het
studentenhuis van Erik Lanshof (
Rutger Hauer). Die krijgt visite van de Joodse Esther (Belinda Meuldijk);
haar verzetsvriend Robbie wil hem spreken. ‘Kan niet’, zegt Erik beslist, ‘ik
word in de gaten gehouden’, maar Esther verzint een list: voor het raam ontdoet
ze zich van haar bh, opdat Breitner zal denken dat ze het bed induiken. Als hij
haar blote borsten ziet, beweegt Breitner wellustig zijn tong tussen zijn lippen
– ‘lèhlèhlèh’ – en gaat vervolgens in zijn auto zitten.
Toen De
Gooyer na de première aan koningin Juliana werd voorgesteld, zou ze ontsteld
hebben gezegd: ‘O nee, vreselijke man, gaat u weg!’ Prins Bernhard was
enthousiaster. ‘Heel goed gedaan, meneer De Gooyer’, fluisterde de prins met een
vilein glimlachje.
Jan Pieter Ekker
‘Een Nederlandse speelfilm is pas een speelfilm als Rijk de Gooyer erin meespeelt’. Dat zei Simon Carmiggelt ooit. Het gold voor de jaren zeventig en voor de jaren tachtig. En eigenlijk geldt het nog steeds. Tijdens het NFF gaat het familie-epos Happy End in première, De Gooyers eerste film na 8 jaar afwezigheid op het witte doek. Op deze pagina’s kiest de filmredactie van de Volkskrant haar favoriete filmscènes met Rijk de Gooyer (1925).
De allernaarste naarling
Woordeloos aanwezig
En dan liefst met die kenmerkende spottende Rijk-intonatie. Het ging niet meer. Hoe hij ook probeerde; als de camera draaide, kon De Gooyer de juiste woorden niet vinden. En zo komt de acteur in zijn vooralsnog laatste speelfilm anderhalf uur niet aan het woord. En toch is hij nadrukkelijk aanwezig. Over straat schuifelend, met een bosje bloemen in zijn loopkar. Of even opkijkend, wanneer een deur voor hem open gaat, en hij een kort knikje geeft: ik ben er.
Maar nergens is De Gooyer beter op zijn plaats dan in de drukbevolkte scènes
van Happy End, waar de hele familie aan tafel zit om de laatste familiegeheimen
door te prikken, of aanschuift rond het ziekbed van de oude Simon (gespeeld
door Peter Oosthoek), die maar weigert dood te gaan. Scènes waarin collega-
acteurs als Bokma, Edwin de Vries, Ingeborg Loedeman en Marjon Brandsma tegen
elkaar op acteren, en zich ten dienste van hun karakters uitleven in hogere
toneel-mimiek en intonatie. Langzaam maar zeker glijdt de blik van de kijker van
hen richting De Gooyer. Die zit en kijkt toe, door een grote bril met hoornen
montuur. De schouders wat smaller, maar nog monter. Hij hoeft die relativerende
, spottende zin helemaal niet meer uit te spreken. Wie zijn ogen ziet glinsteren
, denkt het er zonder moeite bij.
Bor Beekman
Met kleine gebaren het stereotype overstijgen
Wat dat betreft, is de adjudant Grijpstra een laatbloeier. De grap wordt met
hem en zijn collega De Gier pas uitgehaald als hij van middelbare leeftijd is.
Lachen heeft hij in Grijpstra en de Gier dan nog niet gedaan, maar bijna in
weerwil van zichzelf gaan de mondhoeken op dat moment omhoog.
Grijpstra is zo’n type dat gemaakt lijkt voor De Gooyer. Net als Glimmie
bijvoorbeeld, het boefje uit De Inbreker. Amsterdamse mopperkonten. Goeie
gabbers, maar knorrig. Het zijn simpele stereotypen, zo op het oog. Maar De
Gooyer kan dat overstijgen met kleine gebaren. Zoals dat lachje, steevast
uitgelokt door flauwe grappen, een muzikaal intermezzo of brutale jonge meisjes
, en zo spontaan dat het lijkt alsof hij even uit zijn rol valt. Het is alsof
zijn karakters hun jeugdige enthousiasme niet langer kunnen onderdrukken.
Zie maar eens hoe Grijpstra – nog steeds vrolijk – ’s avonds naast zijn vrouw
in bed stapt. ‘Moet je kijken’, zegt hij. Hij draait zich om, maar nog voor hij
zijn wind kan aansteken, heeft zij zich al weggedraaid. ‘Bah’, zegt ze
hartgrondig. Het heeft niets met het moordmysterie van Grijpstra en de Gier te
maken, maar De Gooyers gezicht vertelt stiekem een heel verhaal over een mislukt
huwelijk en een verloren jeugd.
Floortje Smit
Kindervriend met komisch talent
In eerste instantie lijkt Madeliefs opa een knorrepot zoals De Gooyer ze
vaker speelde, maar dat blijkt mee te vallen. Opa zat onder de plak bij zijn
vrouw, die streng was en obsessief schoonmaakte. Na haar overlijden komt hij
langzaam los. Eindelijk mag hij toegeven dat hij een hekel heeft aan poetsen,
aan de buurman en aan zijn schoonzus.
Zijn optreden in Madelief
leverde De Gooyer zijn derde Gouden Kalf op. Het is een fraaie rol, vooral omdat
de acteur nauwelijks woorden nodig heeft om een heel leven aan gezapigheid en
teleurstellingen te verbeelden. De aardigste scènes zijn die waarin De Gooyer
zijn komisch talent demonstreert: rokend onder een lampenkap bijvoorbeeld, of
vissend met een uitgestreken gezicht.
Toch zit het beste stukje
helemaal aan het begin. De eerste opname van De Gooyer is meteen het meest
indringend. Vlak nadat zijn vrouw is overleden, doet opa de deur van zijn huis
open voor zijn dochter en kleindochter, die hij allebei zeven jaar niet heeft
gezien. Madelief is nerveus, haar moeder ook. Er volgt een close-up van het
gezicht van De Gooyer, met een blik die eigenlijk alles zegt. ‘Kom binnen’,
mompelt hij nog, maar met die blik had De Gooyer zijn Gouden Kalf al gewonnen.
Pauline Kleijer
Tien minuten in oververhit Italiaans
Is dat hem? Nee, veel te oud. Of dat? Nee, dat is Koos Dobbelsteen. Pas na
Dracula’s dood-door-zonsopkomst is het zover. De Gooyer snelt met zijn gevolg
het huis binnen waar professor Van Helsing zojuist het hart van de prins der
duisternis heeft doorboord, en laat de vampierenjager in de boeien slaan. ‘Van
Helsing, u bent gearresteerd’, zegt hij in close-up, de blik verveeld alsof het
om een belastingontduiker gaat, de toon zo lijzig en bits als we van De Gooyer
gewend zijn. Althans, dat moet je je bij die close-up maar zo voorstellen: er
bestaat geen Nosferatu waarin De Gooyer met zijn eigen stem te horen valt.
Herzog nam tegelijkertijd een Duitse en een Engelstalige versie op; de film
bestaat ook in Franse en Italiaanse nasynchronisaties. Dat oververhitte
Italiaans – ‘Arresta quest’uomo!’ – past dan nog het beste.
Overigens is Nosferatu een van de weinige echte artfilms waarin De Gooyer
speelde. ‘Ik wens niet na te denken in de bioscoop’, zei hij in het vijf uur
durende marathoninterview dat in 1990 door de VPRO-radio werd uitgezonden. ‘Ik
wil vermaakt worden of ontroerd, maar het moet niet te moeilijk zijn. En als het
te ‘arty’ wordt gaat het me irriteren.’
Bij Alain Resnais’ Hiroshima,
mon amour (1959) liep hij halverwege de zaal uit. Zou hij bij het gewichtig
slaapwandelende Nosferatu genoeg geduld opgebracht hebben om zijn eigen optreden
mee te maken?
Kevin Toma
Vergaan en niet willen vergaan
Happy End is de finale van Frans Weisz Leedvermaaktrilogie (die begon met
Leedvermaak in 1989, gevolgd door Qui Vive in 2001), waarin drie generaties van
een Joodse familie worstelen met de gevolgen van de Holocaust. De trilogie wordt
tijdens het NFF in haar geheel vertoond. Frans Weisz (1938) over Rijk de Gooyer
, die in elk deel te zien is: ‘Er werd me al twee jaar lang van alle kanten
duidelijk gemaakt: je moet Rijk vergeten, het gaat niet goed genoeg. Maar ik
dacht: al moet ik hem op mijn schouder dragen, hij hoort erin, het moet. De film
gaat dáár over. Over vergankelijkheid. Vergaan, en niet willen vergaan.’
De Gooyer lijdt aan afasie, een ziekte die hem belemmert bij het spreken. ‘Rijk
belde eerst: ik doe het niet, ik doe het niet. Als een mantra herhaalde hij het
. Hij was bang om af te gaan, en hij wil geen medelijden.’ Op verzoek van Weisz
belde Pierre Bokma bij hem aan met een bos rode rozen: we gaan die film samen
doen, okay? De Gooyer had één eis: hij wilde in zijn rol als (de oude) Zwart
vrij zijn om kunnen rondlopen, en niet vanuit een wagentje acteren. Tekst
voordragen lukte niet meer, maar verder ging het goed. Weisz: ‘De camera houdt
van hem, nog steeds.’
Bor Beekman