Wit licht, Oorlogswinter, toch Wit licht, nee toch Oorlogswinter! Daarna: Oorlogswinter op longlist nominaties Beste niet-Engelstalige film. En tenslotte: Oorlogswinter niet genomineerd voor Beste niet-Engelstalige film... Nederland heeft de afgelopen zes maanden zijn portie Oscarstress wel gehad. Zonder positief resultaat overigens.

Hoewel. Een plekje bij de negen beste niet-Engelstalige films is op zich al heel mooi. Maar het felbegeerde beeldje (hoe vaak zult u die combinatie nog lezen dezer dagen!) gaat dit jaar niet naar Nederland. Jammer, want het zou de vierde Oscar voor beste niet-Engelstalige film zijn geweest voor Nederland. Na De aanslag (Fons Rademakers, 1986), Antonia (Marleen Gorris, 1995) en Karakter ( Mike van Diem, 1997). En daarmee was Nederland in die categorie een serieuze subtopper geweest. Met vier beeldjes zouden we namelijk gedeeld derde staan ( samen met Spanje). Weliswaar op ruime afstand van Frankrijk (9) en Italië (10), maar nog voor gerespecteerde filmlanden als Duitsland (3) en Rusland (3).

Oscarfabeltjes
Bovenstaande alinea geeft nog maar eens aan waarom de Oscarrace wereldwijd zo fanatiek gevolgd wordt. Het nodigt uit tot koffiedik kijken, de prijs heeft prestige, want een lange voorgeschiedenis ,en iedereen ter wereld kan meedoen (middels die niet-Engelstalige categorie, verder is het toch vooral een Angelsaksisch feestje).
Én de uitreiking heeft een hoog Idols-gehalte. Want voor elke winnaar zie je vier verliezers, die allemaal krampachtig hun best doen blij te zijn voor collega’s die wel gewonnen hebben. En dat voor een publiek van een paar honderd miljoen mensen.
Een van de vele Oscarfabeltjes is dat er wereldwijd tegen een miljard mensen de uitreiking volgen, maar dergelijke, opgeblazen cijfers worden zelfs door de organiserende Academy of Motion Picture Arts and Sciences niet meer verdedigd.
Een paar honderd miljoen, een miljard, het doet er ook niet toe. De Oscar is de belangrijkste filmprijs ter wereld. Op een paar lichtjaren gevolgd door de Gouden Palm en de Golden Globe. Hoe heeft het toch zover kunnen komen?

Oscarbrunch
De eerste Academy Award – de naam Oscar kwam pas later en we weten nog steeds niet zeker wie de seksloze gouden ridder zijn naam heeft gegeven – werd uitgereikt in 1929.Tijdens een brunch in Hotel Roosevelt in Hollywood. De prijs was een ideetje van onder anderen Louis B. Mayer, baas van de machtige MGM-studio. Hollywood was in de jaren dertig (én veertig én vijftig ) stevig in de greep van de studio’s, die acteurs via wurgcontracten aan zich hadden gebonden en met filmmakers schoven alsof het pionnen op een schaakbord waren. Mayer was de machtigste van de moguls en het is niet toevallig dat in de eerste drie decennia van de Oscaruitreiking opvallend veel MGM-films, -acteurs,- actrices, etcetera in de prijzen vielen.
 
Met het afbrokkelen van het studiosysteem in de jaren zestig kwam aan die ‘politieke’ keuzes min of meer een einde. De leden van de Academy – die immers bepalen wie worden genomineerd en in een tweede stemronde: wie winnen – konden voor het eerst onbezwaard hun eigen smaak volgen. Deze periode van redelijke rust duurde tot begin jaren negentig. Nu werd er altijd al stevig gelobbyd onder de leden, maar studiobaas Harvey Weinstein (Miramax) begon vanaf begin jaren negentig de leden van de Academy middels ongekend agressieve marketing de kant van zijn films op te sturen. Er kwamen schaamteloze reclamecampagnes, Academyleden werden uitgenodigd voor feestjes waar alle grote sterren – contractueel verplicht – kwamen opzitten en handjes geven. En als dat nog niet genoeg was, werd de film van de grootste concurrent via lastercampagnes kapot gemaakt.

Gelukkig had de Academy snel door dat de methode Weinstein, die binnen de kortste keren door bijna iedereen gevolgd werd, slecht was voor de Oscars. Als iedereen kon zien dat de Oscar te koop was, was hij binnen de kortste keren niets meer waard. De marketing werd aan banden gelegd.

Oscar = geld, macht en waardering
Waarom deden Weinstein & Co al die moeite? Het antwoord laat zich raden. Een Oscar is geld waard. Veel geld. Een beeldje voor beste film levert alleen in Amerika al tussen de 20 en 30 miljoen dollar extra op aan de kassa. En beeldjes voor beste acteur of actrice leveren altijd nog een extra 4 tot 6 miljoen op.

Een Oscar is ook veel geld waard voor de acteurs en actrices. Acteur Ryan O’Neal ging na de nominatie voor Love Story ( 1970) van 25.000 per film naar een half miljoen. Hilary Swank kreeg 3000 dollar voor haar Oscar winnende rol in Boy’s Don’t Cry (1999) en twee jaar later drie miljoen (duizend keer zoveel!) voor The Affair of the Necklace (2001).

Maar de acteurs wijzen liever, en terecht, op andere voordelen. Een Oscarwinnaar krijgt betere rollen aangeboden (en maakt zo dus meer kans op nog een Oscar). En voor veel acteurs en actrices betekent de Oscar bovenal waardering. Niet van het grote publiek, want wat weten die nou van acteren, maar van de ware kenners, de collega’s. Denk aan Sally Fields emotionele dankwoord in 1985: ‘You like me, right now, you like me!’ Of Halle Berry in 2004: ‘This moment is so much bigger than me. This moment is for Dorothy Dandridge, Lena Horne, Diahann Carroll.’ Allemaal (zwarte) collega’s van Berry.

Voor regisseurs betekent een Oscar vooral meer macht. Meer macht om zo’n beetje elke film te maken die je wil. Hoe dank ook: van een Oscar winnen wordt iedereen beter. Hoewel…

Oscar = vloek
Niet iedereen is achteraf blij met een Oscar. Voor een enkeling was het de kus des doods; acteur F. Murray Abraham zou na de Oscar voor zijn rol in Amadeus nooit meer in een fatsoenlijke film te zien zijn. En dat zelfde geldt voor oud-winnaars als Marlee Matlin en Louise Fletcher. Maar of dat aan de Oscar lag. Misschien waren dat toch niet zulke goede acteurs, die – min of meer toevallig – in precies de juiste rol waren gecast.

Serieuzer zijn de verhalen van iemand als Gwyneth Paltrow en Richard Dreyfuss. De Oscar die Paltrow kreeg voor Shakespeare in Love kwam te vroeg; de actrice werd al op 26-jarige leeftijd te duur voor de meeste films. En Richard Dreyfuss kon de weelde van een Oscar (1977, The Goodbye Girl) niet dragen. Hij koppelde te veel drugs aan de verkeerde films, en was begin jaren tachtig vooral een naam uit het verleden (dankzij ontwenningskliniek en talent wist hij in 1986 een doorstart te maken).

Meer acteurs en actrices hebben het winnen van een Oscar ervaren als een last. Werden alleen nog maar gevraagd voor films die in het verlengde lagen van hun winnende rol. En sommige acteurs werden nooit meer de oude. Zochten een carrière lang krampachtig naar rollen waarin ze konden laten dat ze die Oscar waard waren. Zonder die ooit te vinden.

Niet alleen acteurs kampen met dat probleem. De Nederlandse regisseur Mike van Diem heeft na de Oscar voor Karakter in 1998 geen lange speelfilm meer gemaakt. Wat dat betreft is het misschien maar goed dat Koolhoven zondag geen beeldje zal krijgen voor Oorlogswinter.