Waarom wordt de ene Franse film voor Nederland aangekocht en de andere niet?
Onafhankelijke distributeurs zullen heel plausibel antwoorden dat iedere
afweging tot rechtenacquisitie een compromis is van fingerspitzengefühl,
marktaanbod, smaak en financiële risicobeperking. Dus de vraag dringt zich op:
waarom belandt een cinefiele documentaire over een film maudit uit de
jaren zestig in onze bioscopen?
Het antwoord is van een bijna
onthutsende simpelheid. In
l’Enfer van Serge Bromberg en Ruxandra Medrea, over het gelijknamige
filmproject dat in 1964 regisseur
Henri-Georges Clouzot definitief zijn gezondheid en de Columbia- studio een
pot geld kostte, speelt icoon
Romy Schneider een hoofdrol. Op de burelen van distributeur Cinemien,
vanouds hoedster van Schneider-erfgoed, heeft zonder twijfel niet de renommée
van Clouzot of de kwaliteit van de documentaire zelf veel gewicht in de schaal
gelegd. Dit is een film met Romy, et voilà.
Soms gaat de bezetenheid met de filmmaker op de loop. Hoe het Henri-Georges Clouzot overkwam, vertelt de documentaire l’Enfer/ Inferno. Over de film met Romy Schneider die er nooit kwam.
We moeten Rosemarie Albach-Retty (1938-1982) dus postuum danken dat zij op haar 26ste, als durfal-actrice op succeskoers in de serieuze cinema, aan Clouzot het contractuele ja-woord gaf. Zonder La Schneider was deze documentaire – in Frankrijk inmiddels met een César bekroond –tot festivalnis, cinefielenzaaltje en de verdwaalde lateavondtelevisievertoning veroordeeld geweest. Eeuwig zonde, want l’Enfer is een hallucinante afdaling in de spelonken van menselijke obsessie.
Eigenlijk is de intrige van de film die Henri-Georges Clouzot (1907-1977) wilde maken niets anders dan een gemoedstoestand. Verbeelding van de fatale kanteling in de psyche van de dorpshotelier Marcel Prieur ( Serge Reggiani), die wordt verteerd door jaloezie. Zijn echtgenote Odette ( Romy Schneider), ravissant en uitdagend, laat op haar dagelijkse heupwiegende gang door de kleine gemeenschap in de Cantal een spoor van mannenblikken en - fantasieën achter. Met wie bedriegt zij me? piekert Marcel. Waar, hoe vaak?
Mentaal verval
Welke spoken en morbide visioenen precies naar Marcels geestelijk equilibrium klauwen, wilde Clouzot visualiseren op een wijze die in 1964 nog nooit was gedaan. En exact daar, parallel aan het mentaal verval van die ziekelijk jaloerse man, beginnen ook de stille waanzin van een mateloos project en Clouzots gestage implosie van werkelijkheidszin. Mateloos, omdat Columbia de gelauwerde cineast van Le salaire de la peur, Quai des Orfè- vres en Les diaboliques budgettair carte blanche had gegeven. Implosie van werkelijkheidszin, omdat Clouzot, kampend met een royaal boeket neuroosjes, obsessies en slapeloosheid, meteen een draaischema-op-kleur voor drie topcameraploegen had uitgedokterd. Het is een raadsel waarom niemand al bij de tweede of derde preproductievergadering aan de noodrem trok.
Vermaard filmrestaurateur en -archivaris Serge Bromberg, die er door een toevallige liftontmoeting met Inès, de weduwe van Clouzot, achter kwam dat zij 185 filmblikken met materiaal voor l’Enfer in haar bezit had, wist wat hem na de gouden vondst te doen stond. De cinefiele tintelingen die hij en auteursrechtenadvocate Ruxandra Medrea ervoeren toen zij in het schemerdonker de kilometers geluidloos celluloid afliepen, weet de documentaire goed voelbaar te maken.
Toch overstijgt hij veruit het louter filmhistorisch interessante document over een aan de vergeetput ontrukt juweel. L’Enfer (of Inferno, zoals de Engels gesproken versie was gedoopt) toont een filmkunstenaar die zichzelf in een delirium werkt. Een mens die het verliest terwijl omstanders zich afvragen of hij niet dringend een tijdje in Pension Weltevree moet worden opgeborgen.
Voor de structuur van hun film kozen de documakers een vernuftige constructie die de afwisseling erin houdt en nog soepel wegkijkt ook. Sec materiaal uit de 185 filmblikken wordt afgewisseld met getuigenissen van cast en crew. Gedoseerd zijn de anecdotes van illustere figuren als cameraman William Lubtchansky, regisseur Costa-Gavras en actrice Catherine Allégret. Om die stroom van beelden en herinneringen niet tot monotonie te laten vervlakken leest het in huiskloffie geklede acteursspan Bérénice Béjo (Odette) en Jacques Gamblin (Marcel) tegen een zwarte achtergrond sleuteldialogen uit het oorspronkelijke scenario. Een inventieve oplossing: het teruggevonden materiaal bevat immers geen geluidsspoor.
Optische coïtus
Met het raamwerk hebben Bromberg en Medrea het archiefdossier Clouzot l’Enfer voor een iets breder dan een louter filmgek splinterpubliek coherentie en reliëf gegeven. Maar uiteraard trekken de rijkelijk in de docu gemonteerde fragmenten uit de hellevaart zelf alle aandacht naar zich toe. Jaren vooruitlopend op de vloeistofdia- fantasmagoria van de hippietijd en geïnspireerd door kunstuitingen als op-art, ging Clouzot voor goud in wat hij de ‘optische coïtus’ noemde. Ja, u hebt dat correct gelezen. Maandenlang leefden vormgevers zich uit in kleurexperimenten, trompe-l’oeil-effecten, proto-psychedelische belichting en iedere pre-digitale trucage die Marcels paranoia kon visualiseren. Geluidstechnici en componist Gilbert Amy koppelden daaraan zonderlinge audiosnippers en golven van atonaliteit.
De regisseur verwerkte deze van zichzelf al behoorlijk verknipte vormbotsingen in droom- en nachtmerriescènes. Uit die beelden spreekt, diplomatiek verwoord, een zekere preoccupatie met vrouwen. Van een morbide zweterigheid is de scène waarin een naakte Odette in doodsangst vastgebonden op de rails ligt van een spoorwegviaduct terwijl de stoomtrein opstoomt. En wat te denken van de schok waarmee l’Enfer/Inferno even abrupt als definitief tot stilstand kwam? Tijdens de opnamen, in een bootje, van een erotische scène tussen Schneider en kokette tegenspeelster Dany Carrel kreeg Clouzot een hartaanval. Ambulance, hospitaal, derde draaiweek, productie plat. Fin.
Achter de schermen
Obsessief of niet, voor de Romy Schneider-afficionado is l’Enfer een rondedans van nooit eerder geziene beelden. Kleding- en belichtingstests, achter-de- schermen-opnames, volledige scènes in zwart-wit en kleur, hervonden setfotomateriaal – de kameleontische schone uit Wenen is alomtegenwoordig. Losgeweekt van zijn oorspronkelijke verhaalcontext schurkt de Romy-parade soms tegen het ongemakkelijke aan.
Maar telkens wanneer de personencultus het documentair narratief dreigt te overvleugelen houdt een amusant interview met oud-Clouzot-medewerkers of een ééntweetje dialoog van Béjo en Gamblin de toeschouwer bij de les.
Tot slot een veelzeggende anecdote. Actrice Dany Carrel, in l’Enfer als wufte kapster in bikini Marcels innerlijke duivelsprojectie van Eva’s oerverdorvenheid, vertelt in het hoofdstuk ‘Les fantasmes d’Henri-Georges Clouzot’ van haar fruitige autobiografie l’Annamite ( 1991) over haar auditie. Tekst reciteren was niet nodig: ze moest voor H-G met een dienblad vol glazen op haar hoofd rondwandelen. Uiteraard ging de boel aan scherven en Carrel, tussen verwarring en boosheid, wist het zeker: naar die rol kan ik fluiten. Maar op een ochtend om zes uur belde de maître haar met verrassend nieuws uit bed. Ze hing op, in de veronderstelling dat een van haar theaterkompanen een geintje uithaalde.
Henri-Georges
Clouzot met Romy Schneider op de set van l'enfer
Carrels
herinnering tekent een regisseur die voor niets anders leefde dan de cinema en
de film van het echte leven al stukje bij beetje achter zich begon te laten. De
documentaire l’Enfer levert bij deze lezing de fascinerende lichtbeelden, met
als topstuk la belle Romy in een zucht en een stralende glimlach.