Is er leven na de dood? Clint Eastwood stelt zich agnostisch op in zijn nieuwe film Hereafter. Een vogelvlucht door de hiernamaalscinema.

Je kunt het Clint Eastwood moeilijk kwalijk nemen, dat hij op zijn tachtigste eens gaat speculeren over leven na de dood. Wij zien Dirty Harry rustig de honderd passeren, maar uit zijn razende werktempo van de laatste jaren – in één decennium produceerde hij vijftien films, regisseerde er elf, voorzag er zeven van muziek en speelde in vier de hoofdrol – sprak al wel de nodige onrust.

Hoe benadert een icoon met zo’n onverstoorbaar imago de dood? Als we Hereafter als graadmeter mogen beschouwen, is Eastwood te typeren als nieuwsgierige agnost. Het bovennatuurlijke drama suggereert dat er iets is na de dood, maar gaat niet uitgebreid in op het hoe en wat. Dat sluit goed aan bij ons beeld van nuchtere Clint, en is ook nog eens erg actueel.

De laatste jaren werden we overspoeld door bovennatuurlijke films en televisieseries waarin zo min mogelijk wordt geconcretiseerd. Waar de vaagheid in Hereafter vooral een artistieke keuze lijkt, speelt in veel hiernamaalsfilms vermoedelijk een prozaïscher motief mee: hoe minder er wordt ingevuld, hoe minder potentiële kijkers voor het hoofd worden gestoten.

Religie blijft, net als politiek, een gevoelig thema in Hollywood. Toch zijn ze er wel degelijk, films met gewaagde, uitgesproken of op z’n minst originele ideeën over het Grote Onbekende. Geen potentiële eindbestemming blijft in de hiernamaals-cinema onverkend.

Hemel

Ga er maar aan staan als scenarioschrijver: een setting waar geen dood, pijn of verdriet meer voorkomt – daar valt dramatisch weinig van te brouwen. Sprookjes houden niet voor niets op bij ‘lang en gelukkig’. En dus hebben films over de hemel steevast een twist. Zo ontdekt Warren Beatty in Heaven Can Wait (1978) aan de hemelpoort dat zijn tijd er helemaal nog niet op zat. Foutje. Helaas is zijn lichaam al gecremeerd, dus moet hij maar terug in dat van een net vermoorde miljonair.

Ook Timothy Hutton blijft niet lang boven in Made in Heaven (1987). Hij wordt daar verliefd op Kelly McGillis, maar die moet haar diensttijd op aarde nog uitzitten. Dan gaat Hutton ook maar weer terug .

Erg aantrekkelijk wordt het eeuwige leven in deze films (en de diverse varianten erop) niet gebracht: de hemel is een soort seventies- discotheek, met veel rook, felle lichten en synthesizermuziek. Dat moet binnen een paar dagen gaan aanvoelen als de hel.

Die angst wordt hilarisch verbeeld in Monty Python’s The Meaning of Life (1983), waarin een groep vrienden na het eten van een bedorven dinerhapje in een hemel komt waar non-stop suffe blotetietenshows en vertoningen van The Sound of Music worden herhaald.

Met de baanbrekende special-effects in de tranentrekker What Dreams May Come (1998) werd het beeld van een saaie hemel definitief doorbroken. De hemel van Robin Williams mag geheel naar eigen wens worden ingericht – voor hij het weet fladdert hij langs eindeloze watervallen en pastelkleurige korenvelden. Voor hem wellicht eeuwig leuk, voor de kijker niet, en dus dient zich al gauw een drama aan in de vorm van Williams’ vrouw, die van verdriet zelfmoord pleegt en in de hel belandt.

Still uit What Dreams May Come (1998)

Hel

En jawel, ook de hel ziet er in What Dreams May Come schitterend barok uit. Maar net zomin als eeuwig geluk valt eeuwig leed twee uur lang boeiend weer te geven; het paar – soulmates forever – weet de hel te ontsnappen en krijgt ten slotte een tweede kans op Aarde (waar het blijkbaar toch het leukst is).

Een genre dat beter gedijt in de poel des verderfs is de horrorfilm. Van de Hellraiser- serie wordt intussen alweer het negende deel voorbereid. B-films zijn het, maar zo nu en dan wel interessante b-films. Zo werd deel vijf, Hellraiser: Inferno (2000), geregisseerd door de katholieke Scott Derrickson (The Exorcism of Emily Rose), die het format naar eigen zeggen puur heeft gebruikt om een soort update van Dantes Inferno te kunnen maken.

Diezelfde middeleeuwse klassieker lijkt van invloed te zijn geweest op Gouden Palm-winnaar Barton Fink (1991) van de gebroeders Coen – al zou het zwijgzame regisseursduo dat zelf waarschijnlijk nooit bevestigen. Maar hoe zou je het verhaal van een gelauwerde theaterschrijver die pulp gaat maken in Hollywood anders kunnen interpreteren dan dat van de man die een foute afslag neemt en steeds verder afdaalt in de ringen van de hel? Met elke plotwending laaien de vlammen hoger op. En verwacht in het inferno van de Coens geen Hollywoodnooduitgang: hoofdpersoon Fink wordt in de slotscène gewoon eeuwig verdoemd.

Voorgeborchte

Een voorportaal waarin het nog alle kanten op kan gaan: daar kun je als filmmaker wat mee. En dus speelt het gros van de hiernamaals-cinema zich af in een of andere variant van het voorgeborchte.

Dat kan verdacht veel lijken op de hemel van What Dreams May Come, zoals in Peter Jacksons The Lovely Bones (2009), maar is meestal een soort spiegelwereld van de onze , waarin overledenen rondwaren die hun situatie nog niet onder ogen willen zien – een gegeven dat na de effectieve thriller The Sixth Sense (1999) tot in den treure is gerecycled.

Ook in Hereafter wordt zo’n onbestemde geestenwereld opgevoerd, zij het veel terughoudender dan we gewend zijn. De hoofdpersonen in Clint Eastwoods film hebben bijna-doodervaringen en contact met overledenen, maar de mogelijkheid blijft altijd open dat zij dit vooral zélf zo ervaren. Eastwood toont meer interesse voor de menselijke verlangens achter zulke ervaringen dan de hocuspocus eromheen.

Iets vergelijkbaars gebeurt in de Japanse prachtfilm After Life (1998), die zich afspeelt in een gastenverblijf waar mensen vlak na hun dood een poosje logeren. Ze mogen een enkele herinnering meenemen naar het hiernamaals, die hier met eenvoudige middelen wordt verfilmd en als souvenir meegegeven. Het is een film die je als kijker vooral aan het reflecteren zet: welke herinnering zou je zelf meenemen?

Beeld uit The Lovely Bones (2009)

Reïncarnatie

Dat veel andere Aziatische hiernamaalsfilms over reïncarnatie gaan, zal geen verrassing zijn. En dat veel van die producties – we noemen als recent voorbeeld Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives (2010) – voor oningewijde westerlingen lastig te doorgronden zijn, evenmin.

Maar voor de meeste westerse varianten gaat eigenlijk hetzelfde op. Probeer de ideeën achter Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968) of Aronofsky’s The Fountain (2006) maar eens in drie zinnen uiteen te zetten. En wat te denken van Tarkovskiy’s Solyaris (1972) en Gaspar Noé’s Enter the Void (2009) – zijn dat ook niet een soort reïncarnatiefilms, of hebben wij er gewoon te weinig van begrepen?

De leek zou eens kunnen beginnen bij de goedmoedige komedie Groundhog Day (1993), waarin knorrepot Bill Murray een soort micro-reïncarnatie ondergaat door keer op keer dezelfde dag te beleven. Pas wanneer hij na een eeuwigheid aan zijn beroerde karma weet te ontsnappen (aardiger wordt voor zijn omgeving), bereikt hij een soort nirwana (de liefde van Andie MacDowell).

Niets

Atheïstische hiernamaalsfilms? Jawel, producties waarin het leven na de dood wordt ontkend zijn er ook. Special effects komen er meestal niet in voor, wel veel discussies . Tussen een middeleeuwse ridder en Magere Hein bijvoorbeeld, onder een potje schaak, in Het zevende zegel (1957) van Ingmar Bergman. De streng religieus opgevoede regisseur lijkt in deze en andere films met spijt te concluderen dat de mens genoegen zal moeten nemen met het aardse bestaan.

Stelliger is de terminale Rémy in Les invasions barbares (2003), die met gemengde gevoelens terugkijkt op zijn leven, maar de dood met opgeheven hoofd tegemoet gaat, ervan overtuigd dat niets hem aan gene zijde opwacht. Zijn gelovige verzorgster probeert hem op andere ideeën te brengen. Tevergeefs, al ontstaat er wel een mooie band tussen de twee.

Uiteindelijk is dat toch waar de meeste hiernamaalsfilms om draaien: menselijk contact, het leven hier en nu. Films als Hereafter, The Fountain en Les invasions barbares mogen dan hemelsbreed van uitgangspunt verschillen, eensgezind dagen ze de kijker uit tot bespiegeling van het aardse bestaan. Elkaar verketterende (on)gelovigen van alle gezindten kunnen nog heel wat opsteken van de cinema.