Als Franse regisseur in hartje Hollywood een hommage realiseren aan de zwijgende film? Krankzinnig plan. Met het wonderbaarlijke The Artist als resultaat.

Al zo’n acht jaar liep de Franse regisseur Michel Hazanavicius met een zot idee rond: een zwijgende film over de zwijgende film. Op te nemen in het beeldvullende oerformaat 1.33, in zwart-wit, met tussentitels, in Hollywood. Producenten luisteren in de regel geamuseerd naar zulke dagdromerijen, terwijl ondertussen het telraam in de grijze cellen genadeloos de kosten-batenanalyse maakt.

Fortuinlijk voor Hazanavicius zag de Parijse producent Thomas Langmann voorbij de waanzin van het voorstel meteen de uitdaging. Niet onbelangrijk detail: Langmann, zoon van wijlen regisseur-producent- kunstverzamelaar Claude Berri, heeft een dividend van de Asterix- filmreeks op zijn bankrekening. De bijna-veertiger kan zich een caprice veroorloven. Dat Hazanavicius’ amusante spionagefilmpastiches OSS 117: Le Caire, nid d’espions en OSS 117: Rio ne répond plus (2006 en 2009) in Frankrijk meer dan twee miljoen bezoekers elk trokken, hielp ook.

Zo gingen dromer en waaghals een alliantie aan. De vrucht daarvan blijkt niets minder dan een filmwonder: The Artist. Waarin acteur George Valentin ( Jean Dujardin), in het bloeiende Hollywood van 1927 een flamboyante ster van het witte doek, smakelijk lacht wanneer producent Al Zimmer ( John Goodman) hem een eerste geluidsfilm voorstelt. Film met geluid? Nieuwerwetse fratsen. Maar de talkies, betoogt de baas van de Kinograph- studio’ s, zijn de toekomst. Dovemansoren.

Gehuwde George, die ondertussen bij de première van zijn nieuwe heldenavontuur A Georgian affair tegen de kekke aspirant-actrice Peppy Miller ( Bérénice Bejo) is aangelopen, zet al zijn kaarten gedecideerd op de zwijgende film. Preciezer gezegd: op een zelfgeschreven productie die hij, onkundig van de ophanden zijnde beurskrach, uit eigen portemonnee financiert en waarin hij, uiteraard, zichzelf regisseert. ‘Stilte, we draaien!’ Alle ingrediënten voor een sappig melodrama over een koppige kunstenaar in vrije val zijn gegeven.

Feestslinger
Afgaand op de OSS 117-films zou je bij The Artist misschien een parodie verwachten. Toch is dat, ondanks de vele humorvolle scènes, allerminst het geval. Los van de fragmenten uit George Valentins rolprenten – hoogst vermakelijke genre-intermezzi die fungeren als filmscènes-in-een-filmscène – verrast The Artist in zijn diepe affectie en respect voor de zwijgende cinema.

Gedecideerd koos Hazanavicius voor het iets lagere aantal van 22 beeldjes per seconde (gewoonlijk zijn dat er 24), maar wijselijk niet voor het nog dikker aanzetten van de mimiek die films uit de Hollywood-pioniersperiode vaak eigen is . Daar begint eigenlijk al de finesse van dit trans-Atlantische juweel.

Dujardin, Bejo (overigens Hazanavicius’ wederhelft) en hun mede-acteurs spelen op een natuurlijke wijze die de toeschouwer niet van de film vervreemdt. Een zekere verwantschap met Woody Allens The Purple Rose of Cairo, eveneens een vernuftig zwart-witspel met de Hollywoodcinema van weleer, valt niet te ontkennen.

Tijdens komische episodes lijkt The Artist dan weer een brug te slaan tussen zwijgende cinema van Chaplin en latere screwball comedies van bijvoorbeeld Preston Sturges en W.S. van Dyke. Met uiteraard dat verschil dat de pingpongdialogen in de vorm van visuele vondsten zijn gegoten. Omdat het aantal tussentitels beperkt is gehouden, blijft de vaart erin.

Visueel is de film, van zijn hilarische openingsscène (galapremière met Valentin badend in aandacht) tot en met de finale (wederopstanding van de gevallen ster), een feestslinger van kleine en grotere tractaties. Omdat in Hollywood zelf werd gedraaid, ademt alles authenticiteit. Production designer Laurence Bennett en cameraman Guillaume Schiffman gaven The Artist bovendien een allure mee die je nog maar zelden in de cinema aantreft. Sommige shots doen in hun prachtig uitgelichte art-deco-elegantie wel denken aan L’Argent uit 1928.

Evenals in Marcel l’Herbiers zwijgende, profetische Émile Zola-verfilming over manipulatie en malversatie in het bank- en beursspeculantenwezen geven de stijlvolle sets en kostuums The Artist een niet te betwisten meerwaarde. Er werd echter niet op modern zwartwit gedraaid, de scherpte ervan functioneerde voor dit project simpelweg niet. Oplossing: 500 asa-kleurenstock. Dat krijgt bij convertering naar zwart-wit het beoogde, ietwat verstoft-gruizige karakter. De geweldige symfonische score van Ludovic Bource maakt de tijdreis compleet.

Onweerstaanbaar
Maar hoe je het trompe-l’oeil dat The Artist heet ook met een bewonderend cinefiel metaoog kunt beschouwen, uiteindelijk draait het om het verhaal. Om de personages en hun emoties. Nooit verliest scenarist-regisseur Michel Hazanavicius die kern uit het oog. Met Valentinesk bravoure en fraaie vondsten ( daaronder een briljante nachtmerriescène) verovert hij het hart van de kijker. Het hart, inderdaad. Tussen de schaterlach en het uit de ooghoek stiekem weggepinkte zoutdruppeltje is de bioscoopbezoeker een willoze speelbal van de filmmaker.

Dat bij deze welkome cinecocktail contra alle crisissomberte en cynisme de vonk direct overspringt, dankt de regisseur niet in de laatste plaats aan zijn hoofdrolspeler. Met een verbluffende souplesse geeft Jean Dujardin – met charmeurssnorretje en schavuitenknipoog ergens tussen Errol Flynn, Clark Gable en Douglas Fairbanks in – George Valentin gestalte. Dujardins Valentin ontstijgt het composiet van filmhistorische figuren, wordt een sprekend personage met zonzij en rouwrandje.

Hoog vliegen en diep vallen, struikelen en zieltogen en dan apathisch van wanhoop de afgrond in stappen, dat doet George. Dujardin, geheimagent oss 117 in Hazanavicius’ kassakrakers en pas sinds Nicole Garcia’s prachtige Un balcon sur la mer (2010) in dramatische rollen te zien, lééft de rol. Daarvoor ontving hij in Cannes uit handen van Catherine Deneuve een Palmpje voor Beste Acteur.

Naast hem straalt Bérénice Bejo als Peppy Miller, een en al vitaliteit en charisma. Bied maar eens weerstand aan deze beschermengel met haar onweerstaanbare glimlach. Een fraaie bijrol komt voor rekening van veteraan James Cromwell als Clifton, Valentins trouwe factotum die over hem blijft waken wanneer de berooide drinker het al lang niet meer waarneemt. Ook de Jack Russell-terriër Uggy speelt zich in de kijker als Jack, Valentins trouwe metgezel. Dit filmbroertje van foxterriër Asta in de fameuze Thin Man-komedies ( 1934-1947) werd niet louter voor de aaibare leuk in het script geschreven: Jack heeft een essentiële plotfunctie.

The Artist is een toekomstige klassieker die de scheidslijn tussen arthouse en aloude cinéma populaire doet vervagen. Die de toeschouwer, in het digitale millennium onophoudelijk gebombardeerd met projectielen uit almaar ireelere audiovisuele hightechstratosferen, een zekere onbevangenheid in het filmkijken teruggeeft. Want wat is in het leven uiteindelijk werkelijk waardevol? De liefde, en niets anders dan de liefde. En kijk, daar, op het bioscoopscherm. Jongen ontmoet meisje. Flonkering in ogen, hartslagsprong. Klik. Het grootste avontuur is begonnen. 

Meer over the Artist