The last of the Hollywood good guys, wordt
Robert Redford genoemd. De blonde en blauwogige Amerikaan staat behalve als
acteur al jaren bekend als milieuactivist en als regisseur van kritische
politieke films. Toch klopt er helemaal niets van die benaming. Nu
The Conspirator verschijnt, over de dubieuze juridische nasleep van de moord
op Abraham Lincoln, is het tijd om eens goed naar Redfords politieke films te
kijken.
Robert Redford en zijn politieke films worden door Amerikaanse conservatieven al jaren weggezet als linkse propaganda. Terecht? Een terugblik bij Redfords nieuwste The Conspirator.
Robert Redford op de set van The Conspirator
‘Nee,’ was Redfords antwoord een paar jaar terug op de tendentieuze vraag van Time Magazine of hij ‘een lefty’ is. Het tijdschrift stond perplex. Redford vocht toch voor het milieu en maakte toch kritische films over de Verenigde Staten? Dat maakte hem toch een linkserige goeierik? Het blad concludeerde dat Redford ontkende, omdat hij niet bekend wilde staan als maker van politieke propaganda. Een akelig tendentieuze tactiek om de regisseur en zijn films te diskwalificeren, want het is niet moeilijk om te zien dat Redfords films weinig met links of rechts te maken hebben.
Dat wordt meteen al duidelijk in The Candidate uit 1972 waarin Redford een jonge advocaat speelt die zich kandidaat stelt voor een Senaatszetel. Dat hij dat voor de Democraten doet, is niet belangrijk. Het Oscarwinnende scenario draait erom dat de race voor een politieke functie onvermijdelijk de ideologie van de kandidaat aantast. Dat overstijgt partijpolitiek opportunisme. Ten onrechte is The Candidate ook nog eens lange tijd als een parodie gezien, want er wordt helemaal niets belachelijk gemaakt. Het is juist de tragiek van het moeten aanpassen en jezelf niet meer herkennen in je eigen politiek die het hart van de film vormt. Afgezet tegen de hedendaagse praktijk van spindoctors en televisiedebatten komt The Candidate nogal tam over, maar het is nog steeds een rake schets van het verkwanselen van politieke idealen.
Aanval op machtsmisbruik
In 1975 verscheen Three Days of The Condor, een spionagethriller geregisseerd door Sydney Pollack waarin Redford een cia-analist speelt die op de vlucht slaat nadat alle acht medewerkers van zijn geheime afdeling vermoord worden. Het waren de maanden na Watergate en een Amerikaanse recensent schreef naar aanleiding van de film ‘Hoe snel raken we gewend aan de meest deprimerende ideeën over onze regering, en hoe snel commercialiseren we die? Hollywoodsterren speelden altijd cowboys en generaals. Nu zijn het afluisteraars en huurmoordenaars, of doelwitten.’ Redford blijkt hier het doelwit van een complot binnen de CIA.
All the President's Men
Ook al werd het land op dat moment gerund door de Republikeinen, de film was geen linkse aanval op het rechtse establishment. Three Days of The Condor was behalve een commercieel product vooral een aanval op machtsmisbruik. Precies zoals All The President’s Men een jaar later deed. De film over het Watergateschandaal – met Redfords bekendste politieke rol als de helft van het journalistenduo Woodward en Bernstein – was opnieuw geen karaktermoord op de Republikeinen, maar waarschuwde tegen een almachtige overheid waar een gebrek aan democratische controle kan leiden tot despotische taferelen.
Of zelfs tot fatale uitwassen, zoals in Brubaker uit 1980. Redford laat zich daarin als gevangene opsluiten in de gevangenis die hij als nieuwe directeur moet overnemen om zodoende alle misstanden bloot te kunnen leggen. Gebrek aan controle van buitenaf blijkt hier te hebben geleid tot een systeem van lijfstraffen, slavernij en zelfs meervoudige moord. Ook al lijkt het gevangenisbestuur een club incestueuze patjepeeërs en volgevreten conservatieven, Brubaker heeft geen politiek motief.
Mediageile politici
In de jaren tachtig en negentig kiest Redford voor obscure rommel als Legal Eagles en weeïge romantische drama’s als Out of Africa en The Horse Whisperer, wat hij trouwens tussen andere films door altijd al heeft gedaan. Maar nu zonder ze af te wisselen met wat meer kritische films.
Tot in 2001 Spy Game verschijnt. De inmiddels tot halfgod uitgegroeide acteur Brad Pitt speelt daarin een cia-agent die in China gevangen wordt genomen en geëxecuteerd dreigt te worden. Redford, jaren eerder mentor van de jonge spion , probeert hem via een geraffineerd plan onder de ogen van zijn superieuren vrij te krijgen. Spy Game is opnieuw vooral kritisch over het gebrek aan controle waardoor geheime diensten in een machtsvacuüm kunnen opereren.
En over de ontmenselijking van operaties – met in het verlengde daarvan oorlogen – die op afstand worden gevoerd.
Een praktijk die ook aanleiding was voor het door Redford zelf geregisseerde Lions for Lambs uit 2007. Die film werd opgevat als een rechtstreekse aanval op de Republikeinse oorlogspolitiek. En dat terwijl de dappere jongens en meisjes daar in Afghanistan toch voor de vrijheid van de natie vochten. Hoe durfde Redford. Maar wie even zijn ogen open doet bij het kijken naar de film ziet meteen dat Lions for Lambs alleen kritiek levert op mediageile politici die willen scoren met weer een nieuwe militaire oplossing die geen enkele Amerikaanse militair het leven zal kosten. Militairen worden juist getoond als bevlogen verdedigers van de democratie.
En nu is er het door Redford geregisseerde The Conspirator. De film vertelt het vrijwel onbekende, waargebeurde verhaal van Mary Surratt, de eigenares van het pension waar Lincolns moordenaar John Wilkes Booth en haar eigen zoon hun plannen beraamden. Surratt werd na de moord wegens medeplichtigheid gearresteerd en voor een militair tribunaal gesleept waar ze geen mogelijkheid tot beroep kreeg.
The Conspirator
Redfords film levert weer geen linkserige
kritiek op rechts of conservatieven. De film bekritiseert het opofferen van
principes van gerechtigheid aan de wil van het volk dat in onrustige tijden zo
snel mogelijk iemand wil zien hangen. Terwijl, zoals iemand in de film zegt, die
principes uit de zwaarbevochten grondwet op moeilijke momenten in de
geschiedenis juist het hardst nodig zijn. De gelijkenis met het militaire
tribunaal van Guantánamo is onmiskenbaar. Ook daar werden en worden basisrechten
opgeschort, omdat men na 2001 zo snel mogelijk mensen wilde zien hangen. Maar
een discussie daarover is blijkbaar te ingewikkeld – bovendien lijkt het oud
nieuws – en wordt de essentie van The Conspirator, verder trouwens een
middelmatige film, voor het gemak als linkse propaganda weggezet.
Het draait in al die films van Redford die je kritisch kunt noemen – want ze
zijn ook bedoeld om geld te verdienen – om processen, niet om partijpolitieke
belangen. Het draait om gevaarlijke situaties die ontstaan door gebrekkige
controle en machtsmisbruik. Het draait om de democratie als kwetsbaar instituut
, niet om poppetjes of om politieke incidenten waarmee de filmmaker af zou
willen rekenen. Daar had de afgelopen decennia best wat serieuzer naar gekeken
mogen worden. Redford is geen good guy. En al helemaal niet de laatste.
Leo DiCaprio en
George Clooney hebben die rol met films als
Blood Diamond en
Syriana al lang overgenomen.