Het was hét filmevenement waar elke cinefiel bij wilde zijn: de première van Terrence Malicks langverwachte familie-epos The Tree of Life, in mei op het festival van Cannes. Al sinds de jaren zeventig werkte de Amerikaanse cineast aan zijn epische, door tijd en ruimte zwevende filmgedicht. Een impressionistisch en dromerig portret van een gezin in het Texas van de jaren vijftig – gebaseerd op Malicks eigen jeugd – omringd door een betoverende en onvergetelijke symfonie van microscopische en telescopische beelden van de (prehistorische) natuur, het heelal en de cellenwereld.
Dat de reacties in Cannes sterk uiteen liepen – van ‘pretentieuze mooifilmerij’ tot ‘een overdonderend meesterwerk’ – was te verwachten. Elke film van Malick wordt onthaald met boegeroep en applaus. Desalniettemin werd The Tree of Life door de jury, onder leiding van Robert De Niro, bekroond met de Gouden Palm.
Een garantie op succes in de bioscopen is de prijs echter niet. De elliptische vertelstijl, de poëtische voice-overs die meer vragen oproepen dan duidelijkheid verschaffen, de liefde voor lang uitgesponnen shots van zonnestralen die door de bomen breken of een plotselinge windvlaag die het gras laat dansen; Malicks cinema is niet voor iedereen.
Malick is bovendien een auteur in de zuiverste zin van het woord. Een regisseur die zijn hart en ziel in elke film legt, een onverbeterlijke perfectionist met een eigenzinnige visie op de wereld. Om The Tree of Life – zijn meest experimentele, maar ook zijn meest persoonlijke film tot nu toe – te begrijpen en op waarde te schatten, is enige kennis van zijn oeuvre dan ook geen overbodige luxe. Daarom: een introductie in het leven en werk van het enigma Malick.
Filmkluizenaar Terrence Malick won in Cannes de Gouden Palm met het epos The Tree of Life, zijn meest experimentele en persoonlijke film tot nu toe.
De kluizenaar
De J.D. Salinger van de filmwereld, zo wordt hij ook wel genoemd. Enigszins overdreven – Malick heeft zich niet zozeer teruggetrokken uit de maatschappij, enkel uit de publiciteit – maar het draagt wel bij aan zijn mythische status. Slechts twee interviews gaf hij in zijn carrière, direct na het verschijnen van zijn debuut Badlands (1973). Ook bij de uitreiking van de Gouden Palm in Cannes liet de ‘verlegen’ regisseur verstek gaan. Al bevond hij zich gedurende het festival wel degelijk in de Zuid-Franse kustplaats, verscholen in een hotelkamer. Hoofdrolspeler Brad Pitt verdedigde zijn afwezigheid tijdens de persconferentie: ‘Terry ziet zichzelf als iemand die een huis bouwt. Niet als iemand die uitlegt wáárom hij dat huis bouwt. Hij is een kunstenaar, geen verkoper.’
De oorsprong van de mythevorming rond Malicks vermeende kluizenaarschap ligt in zijn twintig jaar durende sabbatical: tussen Days of Heaven (1978) en The Thin Red Line (1998) werd weinig meer van hem vernomen. Malick verhuisde naar Parijs, maar een zelfgekozen verbanning was het zeker niet: hij werkte aan meerdere projecten, maar geen van alle kwamen ze van de grond.
Eigenlijk is het een wonder dat Malick weer de kans heeft gekregen – en nog steeds de kans krijgt – om zijn experimentele, commercieel oninteressante en miljoenenverslindende films te blijven maken. Maar het geeft wel aan dat hij veel meer is dan de archetypische ‘wereldvreemde kunstenaar’ waar velen hem voor houden. Hij moet wel degelijk een goede verkoper zijn. Op de een of andere manier weet hij toch elke keer weer producenten te overtuigen geld in zijn overambitieuze projecten te investeren.
De opnames voor zijn volgende, nog titelloze project, met onder anderen Ben Affleck in de hoofdrol, zijn zelfs al afgerond. Opmerkelijk voor een regisseur die in de afgelopen veertig jaar slechts vijf films maakte. Al kan het gezien Malicks perfectionisme in de montageruimte (de postproductie van The Tree of Life duurde meer dan twee jaar) nog wel even duren voordat iemand de film daadwerkelijk te zien krijgt.
De filosoof
De rijkste bron voor speculaties over de betekenis van Malicks oeuvre – en gezien het metafysische karakter van zijn films valt er nogal wat te speculeren – is zijn academische achtergrond. Voor Malick naar Hollywood trok studeerde hij onder andere filosofie aan de universiteit van Harvard en werkte hij aan zijn proefschrift over de filosofen Kierkegaard, Heidegger, en Wittgenstein. Een meningsverschil met zijn begeleider – hoe kan het anders – beëindigde voortijdig zijn veelbelovende academische carrière.
Over de precieze invloed van filosofen als Heidegger op de filmmaker Malick zijn filmwetenschappers het nog niet eens, maar dat je zijn films er moeilijk los van kan zien is wel duidelijk. Als een ware filosoof roept Malick liever vragen op – over de vernietigende en scheppende krant van de natuur, het bestaan van een hogere macht – dan dat hij zijn kijkers antwoorden biedt.
De centrale thematiek in Malicks oeuvre is echter van een meer spirituele aard: het verloren paradijs en de eeuwige zoektocht ernaar. De Tuin van Eden kent vele gedaantes in zijn films: de goudgele graanvelden in Days of Heaven, de ongerepte natuur van Virginia in de Pocahantas-adaptatie The New World, het ogenschijnlijk onaantastbare geluk van een jong gezin in The Tree of Life. Maar hoe dichtbij dat paradijs voor zijn personages soms ook is, het blijft meer illusie dan werkelijkheid.
De poëet
Dat Malicks oeuvre toch nergens te hoogdravend wordt, komt doordat hij, nog meer dan een filosoof, in alles wat hij doet een poëet is. Een beeldend dichter , een romanticus bovenal, die in alles schoonheid weet te vinden. En die er ook zijn levenswerk van heeft gemaakt om al die aardse (en in The Tree of Life buitenaardse) schoonheden als een zendeling met de wereld te delen. De personages in zijn film lijken dan ook vaak ondergeschikt aan de flora en fauna die hen omringt, het gevolg van Malicks opdracht aan zijn cameramensen om intuïtief te filmen, en indien mogelijk juist van de actie weg te draaien, op zoek naar het toeval. Vliegt er een vlinder door het beeld: volg de vlinder, niet de acteurs.
Het is een werkwijze die leidt tot onvergetelijke scènes (zoals het beeld van een pasgeboren vogeltje dat verscholen in het diepe gras worstelt om te overleven tijdens de gruwelijke slag om Guadalcanal in zijn WO II-film The Thin Red Line), maar die ook veel kijkers afstoot. Malicks cinema is er niet voor de cynici, ongeschikt voor kijkers die van mening zijn dat de plot altijd eerste viool behoort te spelen. Voor de rest van de mensheid biedt Malicks beperkte oeuvre echter een rijkdom – zowel op esthetisch als intellectueel en emotioneel niveau – die door maar weinig van zijn collega’s wordt geëvenaard.
De architect
‘Andere mensen regisseren films. Terrence Malick bouwt kathedralen,’ zo luidt een veelgeciteerde uitspraak van de Amerikaanse criticus Matt Zoller Seitz. The Tree of Life is Malicks meest pompeuze, megalomane bouwwerk. Maar bovenal is het een hoopvol teken dat zelfs in deze tijd van sequels en prequels die de Amerikaanse filmwereld regeren, er nog steeds regisseurs zijn die de kans krijgen om voor het allerhoogste te gaan; om, in dit geval letterlijk, verder dan de hemel te reiken. Dat Malick zijn (onhaalbare) doel niet bereikt, doet uiteindelijk weinig af aan de schoonheid van het kunstwerk.