Amerikanen die zich na de verkiezingen om wat voor reden dan ook gedesillusioneerd voelen, kunnen hun hart gaan ophalen in de bioscoop. In Steven Spielbergs Lincoln (hier vanaf eind januari te zien) kruipt Daniel Day-Lewis in de huid van de zestiende president van de VS, die van 1861 tot 1865 het Witte Huis bewoonde.
Zoals Abraham Lincoln zien de Amerikanen hun presidenten graag: heroïsch, idealistisch, erudiet en daadkrachtig. Geen wonder dus dat Spielbergs Lincoln niet de eerste verfilming van zijn leven is, maar zo’n beetje de vijftigste (tv-producties meegeteld). Kort geleden nog werd hij vertolkt door acteur Benjamin Walker in de historisch niet helemaal accurate film Abraham Lincoln: Vampire Hunter, en in 2010 mocht professionele Lincoln-imitator Gerald Bestrom hem nadoen in Robert Redfords The Conspirator.
Sinds de president voor het eerst opdook in de stille klassieker Birth of a Nation uit 1915, werd hij statig geportretteerd door giganten als Henry Fonda en Gregory Peck, vocht hij naast Captain Kirk in Star Trek en werd oneerbiedig geparodieerd in films als The Naked Gun en Bill & Ted’s Excellent Adventure.
En Lincoln is nog maar een van de 44 Amerikaanse leiders – op een handjevol uitzonderingen na zijn ze allemaal vertegenwoordigd in de cinema. Sommigen (Fillmore, Hayes, McKinley) slechts een enkele keer, anderen (Washington, Roosevelt, Kennedy, Reagan) tientallen malen.
Het spelen van een president lijkt voor een Hollywoodacteur wat een rol in een Shakespeare-stuk is voor toneelspelers. Als president mag je lekker gewichtig doen, dramatische teksten uitspreken en statige kleding dragen. Wie daarbij graag wat eigen interpretatie toevoegt, kan er beter een uitzoeken van wie niet te veel beeld- en geluidmateriaal meer voorhanden is. Hoe accuraat de John Adams van Paul Giamatti is in de gelijknamige HBO-miniserie uit 2008, of de Thomas Jefferson van Nick Nolte in Jefferson in Paris (1995), kan niemand met zekerheid zeggen.
Dan had Josh Brolin het als George W. Bush in W. een stuk moeilijker. Oliver Stone’s biografische film uit 2008 verscheen terwijl de omstreden leider nog in functie was, en alleen al naar aanleiding van de trailer werd elk detail van het optreden – accent, uitdrukkingen, loopje – minutieus onder de loep gelegd. Daarbij kwam Brolin er nog best goed van af, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Anthony Hopkins, wiens intense spel in Nixon (1995, ook van Stone) volgens de critici weliswaar indruk maakte maar weinig met de president te maken had. Hoeveel van diens toespraken rasacteur Hopkins ook in zijn slaap op repeat had afgedraaid.