Het eerste retrospectief in EYE is gewijd aan de Amerikaan Martin Scorsese. Briljant regisseur, wandelende speelfilmencyclopedie en conservator hors catégorie.

Voor de feestelijke opening van het nieuwe EYE kon men natuurlijk niet met zomaar een retrospectief aan komen zetten. Een grote naam moest het zijn, met een meer dan rijk oeuvre, die ook nog eens een duidelijke link had met het instituut.

Een betere keuze dan Martin ‘ Marty’ Scorsese (69) hadden ze in Amsterdam eigenlijk niet kunnen maken. Want ook al zal de naam Scorsese voor het grote publiek vooral herinneringen oproepen aan klassieke misdaaddrama’s als Taxi Driver (1976) en Goodfellas (1990), zijn rol in de filmwereld strekt veel verder dan enkel zijn eigen repertoire.


Taxi Driver
Scorsese is iemand die leeft voor de cinema en die zijn ontembare passie voor het medium gebruikt om onbekende pareltjes uit de filmhistorie onder de aandacht te brengen en voor eeuwig verval te behoeden.

‘Een verpersoonlijking van de kernwaarden van EYE,’ zo wordt de Amerikaanse filmmaker dan ook omschreven door Jan van den Brink, samensteller van het programma. ‘Een man die zich inzet voor filmbehoud, met een feilloos cinematografisch gevoel voor wat filmhistorisch van belang is en die daar ook nog eens enthousiast over kan vertellen, beter dan welke filmhistoricus dan ook.’

Tijdens het retrospectief wordt het gehele oeuvre van Scorsese vertoond (waaronder gerestaureerde versies van Taxi Driver en Raging Bull), plus een aantal films die hij uit stoffige archieven wist te redden.

545 films

‘Film is historie,’ zo sprak Scorsese in 2010 tijdens het in ontvangst nemen van de Cecil B. DeMille Award bij de Golden Globes-uitreiking. ‘Met elke meter film die verloren gaat verliezen we een link met onze cultuur, met de wereld om ons heen.’

Scorsese ontving de oeuvreprijs van de Hollywood Foreign Press Association onder meer voor zijn tomeloze inzet voor filmbehoud en - restauratie. Nadat hij begin jaren tachtig al een campagne opzette om aandacht te vragen voor kleurvervaging in oude filmprints, richtte hij in 1990 The Film Foundation op.

Deze organisatie heeft tot op heden bijgedragen aan de preservatie en restauratie van meer dan 545 films, waaronder klassieke meesterwerken als Akira Kurosawa’s Rashomon (1950) en Federico Fellini’s La dolce vita (1960). Een indrukwekkend aantal, al blijft het feit dat inmiddels 70 tot 80 procent van de zwijgende films als voorgoed verloren mag worden beschouwd.

In 2007 richtte Scorsese ook nog eens de World Cinema Foundation op, een organisatie die zich vooral richt op filmbehoud in ontwikkelingslanden. De grondgedachte volgens Scorsese: ‘Wanneer een culturele erfenis verloren gaat — hoe klein of zogenaamd “marginaal” het land ook is — worden we er allemaal armer door.’

Een van de films die dankzij de WCF in ere werd hersteld is het Turkse Dry Summer (1964), te zien op het retrospectief. De film won de Gouden Beer in Berlijn, maar raakte daarna compleet in de vergetelheid. De enige originele print werd door de Duits-Turkse filmmaker Fatih Akin (Gegen die Wand) gevonden in een kast bij de producent. Maar niet alleen dankzij bovengenoemde organisaties heeft Scorsese het belang van preservatie op de kaart gezet.

In de jaren negentig maakte hij twee prachtige, vier uur durende documentaires, A Personal Journey with Martin Scorsese Through American Movies (1995) en Il mio viaggio in Italia (1999). Daarin bespreekt hij de Amerikaanse en Italiaanse klassiekers die hem gemaakt hebben tot de filmmaker die hij nu is. Zo vertelt hij staand op het dak van zijn ouderlijk huis in Little Italy, New York , over de eerste Italiaanse film die hij samen met zijn familie op televisie zag . Dit was Roberto Rossellini’s oorlogstragedie Paisà. De kwaliteit van de vertoonde kopie was erbarmelijk, herinnert Scorcese zich, en toch maakte de gebeurtenis een onuitwisbare indruk op hem.


Le voyage dans la lune

Groot publiek
En dan is er nog Scorseses nieuwste film Hugo, zijn eerste familie-en 3Dfilm, over een weesjochie dat in het Parijse treinstation Montparnasse de in de vergetelheid geraakte illusionist en filmpionier Georges Méliès ontmoet. Deze betoverde in de beginjaren van de cinema toeschouwers in Europa en Amerika met magische, surrealistische films als Le voyage dans la lune (1902), waarin een raket in het oog van de maan wordt geschoten. De gehele film zit vol met kleine en minder kleine odes aan de zwijgende film, waaronder een beeldschone montage van klassiekers uit de jaren nul tot en met twintig van de vorige eeuw.

En zo voegt Scorsese een nieuw hoofdstuk toe aan zijn rol als beschermheer van de cinema. Want waar hij met zijn talloze initiatieven tot nu voornamelijk andere filmgekken wist te bereiken, heeft hij met Hugo een groot en vooral jong publiek in aanraking gebracht met de vroege filmhistorie. En dat is iets waar instellingen als EYE hun voordeel mee kunnen doen.