In de oerverhalen gaat het al mis. God schept Adam en Eva naar zijn evenbeeld
, laat ze hun gang gaan en wordt meteen verraden. Prometheus boetseert een man
van klei en prompt ontstaat er oorlog in de hemelse gewesten. En wanneer de
Griekse goden in een ander verhaal samenspannen om een vrouw te maken, laat deze
Pandora allerhande verschrikkingen op de wereld los.
Welke
ontstaansmythe je ook neemt, experimenteren met nieuw leven blijkt nooit een
onverdeeld succes. Vervelend voor de goden, inspirerend voor verhalenvertellers
– de kunstgeschiedenis zit vol fabels over eenzame of hoogmoedige zielen die
naar eigen inzicht een speelkameraadje ontwerpen.
De films Ted en Ruby Sparks, die deze week in première gaan, verbeelden het monster van Frankenstein als respectievelijk een teddybeer en de ideale vrouw. De moraal van het verhaal: wensen zijn bedrieglijk.
Frankenstein (1931)
Be careful what you wish for, luidt de standaardmoraal in zulke verhalen. Bekendste voorbeeld is ongetwijfeld Mary Shelleys griezelroman Frankenstein uit 1818, met de veelzeggende ondertitel The Modern Prometheus. De mens die wetenschapper Victor Frankenstein samenstelt uit aan elkaar genaaide lichaamsdelen van opgegraven lijken is hem aanvankelijk nog goed gezind, maar zodra het schepsel de wreedheid van zijn medemensen leert kennen, neemt het gruwelijk wraak op zijn maker.
Dan is de tot leven gekomen marionet Pinokkio (uit het kinderboek van Carlo Collodi uit 1883) minder gevaarlijk; die haalt alleen kattenkwaad uit, zij het wel zo ernstig dat hij in een oorspronkelijke versie van het verhaal uiteindelijk wordt opgehangen .
Het gegeven kreeg in de loop der jaren steeds nieuwe wendingen: in het toneelstuk Pygmalion (George Bernard Shaw, 1913) wordt een volkse griet omgetoverd tot deftige dame, met onvoorziene gevolgen, en Isaac Asimovs I, Robot (1950) bracht een hele reeks sciencefictionverhalen voort waarin machines zich keren tegen hun programmeurs.
Dat het Frankensteinmotief ook in de 21ste eeuw nog tal van mogelijkheden biedt, bewijzen twee ogenschijnlijk nogal verschillende films die deze week in première gaan: de platte komedie Ted en de charmante fantasiefilm Ruby Sparks.
Avatars
Onverklaarbaar is het niet dat hedendaagse filmmakers dit thema aangrijpen; zelden was het actueler dan nu. Op internet is een compleet nieuw ras ontstaan van digitale evenbeelden, variërend van licht opgesmukte sociale- mediaprofielen tot volledig fictieve avatars. En wie dat wil, kan zich met wat hak- en zaagwerk ook in werkelijkheid een heel nieuwe identiteit laten aanmeten. Nog even en we krijgen gezelschap van klonen, cyborgs en androïden. Al met al best een relevante tijd dus voor wat nieuwe varianten op die oude scheppingsfabels.
Zowel Ted als Ruby Sparks volgen de grote lijnen van het oerverhaal: in beide films ‘schept’ een eenzame hoofdpersoon een speelkameraad- op-maat, maar na een veelbelovende start blijkt de verantwoordelijkheid voor zo’n leven toch een hele last. Daarmee is niet gezegd dat het hier gaat om zware, ethisch-filosofische verhandelingen, integendeel.
In Ted is het gegeven vooral een kapstok voor grove humor – matige scheet- en penisgrappen, maar ook intelligente vondsten en hilarische slapstick. De film draait om John, een impopulair joch dat met kerst wenst dat zijn knuffelbeer Ted tot leven zal komen. Tot zijn verbijstering (en die van de hele buurt) komt die wens uit. Ted belooft Johns zijde nooit meer te verlaten, wat aanvankelijk een feest is, maar in de loop der jaren steeds lastiger wordt.
Rond zijn 35ste wil John (nu gespeeld door Mark Wahlberg) eindelijk wel eens zelfstandig verder, maar als het aan Ted ligt blijven de twee tot in eeuwigheid samen voor de buis zitten drinken en blowen.
Een vloekende, zuipende teddybeer – typisch een verzinsel van Seth MacFarlane, maker van de tekenfilmserie Family Guy. Voor liefhebbers van de anarchistische humor in dat programma valt er in Ted voldoende te grinniken. Wat hen wellicht zal verrassen, is het klassieke, behoorlijk moralistische verhaaltje dat achter de grappen schuilt. Zoals Frankensteins monster de romanheld confronteert met diens hoogmoed, zo symboliseert Ted een kinderfase die John maar eens moet afsluiten.
Calvijn
Ruby Sparks is de nieuwe film van regisseursduo Jonathan Dayton en Valerie Faris, dat eerder verantwoordelijk was voor de succeskomedie Little Miss Sunshine. Paul Dano speelt schrijver Calvin, die op zijn negentiende debuteerde met een instant-bestseller en sindsdien amper nog een letter op papier krijgt. Zijn psychiater geeft hem ter inspiratie een opdracht mee: schrijf eens een kort verhaal over de vrouw van je dromen.
Het blijkt een gouden greep;
Calvin raakt zo geïnspireerd dat zijn personage zich op een dag op
onverklaarbare wijze manifesteert in zijn keuken, opgewekt kokkerellend alsof
het de normaalste zaak van de wereld is. Net als beer Ted is deze Ruby (gespeeld
door scenariste
Zoe Kazan) geen onzichtbaar vriendje, maar een heus levend wezen. Ze is
schattig, bijdehand en een beetje gek, precies naar Calvins wens. Zodra ze
echter een eigen wil en wat grilliger karakter begint te ontwikkelen, ontstaan
er problemen.
Ruby Sparks is een charmante indiefilm met een fris
uitgangspunt, prima acteurs en intelligente dialogen. Geen film waar je per se
diep bij hoeft na te denken, maar de makers hebben er wel interessante diepere
lagen in gelegd. De hoofdpersoon is vast niet toevallig vernoemd naar Johannes
Calvijn, de ernstige theoloog die schreef over predestinatie en vrije wil – over
de maakbaarheid van het leven.
Wanneer Calvin probeert zijn
sprookjesvriendin als een god naar zijn pijpen te laten dansen, maakt hij haar
en zichzelf alleen maar ongelukkig. Conclusie: het leven is grillig, niemand
past in een hokje, accepteer elkaar zoals je bent. En zo fluistert de film de
moderne kijker met zijn gepimpte Facebookprofiel en geretoucheerde fotoalbums
een oeroude boodschap toe: be careful what you wish for.