Het was nu of nooit, zegt IFFR-programmeur Gertjan Zuilhof omineus over het
Inside Iran-rogramma van het festival. Het Rotterdams filmfestival kent een
lange traditie in het vertonen van Iraanse films en onderhoudt al jaren nauwe
banden met Iraanse regisseurs, onder meer door ze via het Hubert Bals Fonds te
helpen hun films van de grond te krijgen.
‘Door de dictatuur en de
economische sancties dreigt die traditie nu in gevaar te komen,’ vertelt Zuilhof
, die het programma samenstelde met collega Bianca Taal. ‘Het wordt steeds
moeilijker om films te maken, steeds moeilijker om contact met mensen te leggen
en steeds moeilijker om films het land uit te krijgen.’
Uiterst
delicaat, noemt IFFR de situatie voor filmmakers in de aankondiging van het
programma. Iedere filmmaker of kunstenaar moet voorzichtig zijn, anders grijpt
de censuur in. Of erger, zoals met het in 2010 gevangen zetten van regisseur
Jafar Panahi, wiens straf (twintig jaar geen films maken, interviews geven
of het land verlaten) ondanks internationale druk vorig jaar oktober nog eens
door een tweede rechtbank bevestigd werd. ‘De Iraanse bevolking en dus ook
filmmakers lijden bovendien onder de gevolgen van de economische sancties die
het Westen aan Iran oplegde. Als het zo doorgaat, zijn er voor internationale
festivals binnenkort waarschijnlijk geen nieuwe Iraanse films meer om te
vertonen. Daarom wilden we per se deze editie laten zien wat er in de Iraanse
film aan de hand is.’
Idioot paternalisme
Naast een internationaal bekende naam als
Mohsen Makhmalbaf – wiens The Gardener te zien is – zitten daar verrassende
en zelfs een paar ijzersterke films van nieuwe makers tussen. ‘Als filmmakers
hun verhalen vol symbolen stoppen, dan weet je dat er wat betreft de vrijheid
van meningsuiting niet veel meer kan,’ zegt Zuilhof verwijzend naar het
fantastische Fat Shaker van Mohammad Shirvani, dat door het festival
aanvankelijk voor Inside Iran werd geselecteerd en vervolgens werd gepromoveerd
naar de prestigieuze Tigercompetitie.
Ver van het geliefde
neorealisme van de meeste Iraanse makers verrast Shirvani met een meer abstracte
maar toch intense en aangrijpende stijl om een verhaal over de strijd tussen de
seksen en de generaties te vertellen. Een schijnbaar dronken of verdoofde vader
achtervolgt zijn doofstomme zoon dag en nacht en valt hem lastig met z’n idiote
paternalisme. Een onbekende vrouw probeert de cirkel van overheersing en
misbruik te doorbreken. ‘Iran is als een alcoholische vader,’ zei de net als
Panahi veroordeelde filmmaker
Mohammad Rasoulof begin 2012 al in een interview op de IFFR-website. Dat is
een manier om Fat Shaker te bekijken, maar de film is zeker niet alleen een
politieke parabel.
Een schijnbaar meer traditionele film die zich
net als aardig wat andere Iraanse films in een auto afspeelt – zodat men buiten
kan filmen zonder de aandacht te trekken – is de absurde komedie Modest
Reception van
Mani Haghighi. Een vrouw en een man – de regisseur zelf – rijden in een
Lexus door de bergen in een afgelegen deel van Iran en delen aan de mensen die
ze tegenkomen zakken met cash uit, soms in ruil voor iets. Dat blijkt niet zo
makkelijk als ze hadden gedacht. Gaandeweg verplaatst zich de grimmige ondertoon
die eerst nauwelijks hoorbaar was naar de voorgrond en wordt het op sommige
momenten zelfs pijnlijk om te blijven kijken. Zoals bij een scène waarin een
onbekende vader het lichaam van zijn zojuist overleden dochter in de bevroren
grond probeert te begraven en het hoofdpersonage maar blijft vragen om het lijk
te kopen zodat hij het aan de wolven kan voeren.
Ondanks die
stilistische verrassingen is het niet zo dat onderdrukking of tegenwerking het
creatieve klimaat per se stimuleren, zoals gemakzuchtige buitenstaanders wel
eens claimen. Uit de jaaroogst van ruim veertig documentaires die Zuilhof zag,
was er niet één goed genoeg. Omdat het verboden is om misstanden te filmen.
Censuur en dreigementen
Behalve films is er voor Inside Iran
een speciale ontmoetingsplek waar ook video-installaties te zien zijn. Die
installaties spelen een belangrijke subversieve rol, want kunstgaleries zijn een
van de weinige plekken in Teheran waar kritische films vertoond kunnen worden.
Zuilhof: ‘Nergens op de wereld heb ik de afgelopen tijd een meer levendige en
drukke sfeer rond films gevonden. In het openbaar mag geen kritisch geluid te
horen zijn. Maar er heerst een strakke scheiding tussen openbaar en privé. Die
galeries worden niet als openbare locaties gezien, dus daar kan meer.’
De gemiddelde festivalbezoeker zal het niet merken, maar ook in het veilige
Rotterdam staat iets op het spel voor de Iraanse filmmakers. Het regime kan via
vertegenwoordigers al die kritische films in Rotterdam gewoon komen bekijken,
zodat het de makers later kan lastigvallen met censuur en dreigementen. Of erger
. Zuilhof zegt dat ook duidelijk te maken aan de makers. ‘Uiteindelijk is het
hun beslissing om hun film hier te vertonen.’ Ook tijdens de voorbereidingen is
voorzichtigheid geboden. ‘Met sommige regisseurs heb ik geen rechtstreeks
contact omdat ze constant in de gaten worden gehouden. Als ik iets wil doorgeven
, bel ik iemand in Frankrijk en die neemt weer contact op met iemand in Iran.’
Toch reikt de arm van de Iraanse overheid ver. Zuilhof beaamt dat sommige
Iraanse regisseurs hun werk juist niet in het Inside Iran-programma wilde
vertonen omdat ze bang waren voor guilty by association als hun werk
naast dat van bepaalde collega’s te zien zou zijn. Hun films zitten nu in het
Bright Future programma.
De Iraanse cinema is springlevend, bewijzen een paar schitterende films in het Inside Iran-programma. Maar de wurggreep van de staat dreigt de filmcultuur te vermorzelen.