‘Het filmevenement van het jaar,’ zo kopte de Britse krant The Telegraph twee
jaar geleden over
The Story of Film,
Mark Cousins’ ontzagwekkende en inspirerende reis door de geschiedenis van
de cinema. Zijn nieuwste filmessay,
A Story of Children and Film, is opmerkelijk kleiner van schaal: van duizend
films naar 53, van vijftien uur naar honderd minuten. Maar de prachtige
fragmenten van zelden vertoonde meesterwerken zijn gebleven, inclusief zijn lome
voice-over in kenmerkend Noord-Iers accent.
Dat A Story of Children
and Film in Nederland in de bioscoop verschijnt, mag je gerust opzienbarend
noemen. Met een kleine, goedkope camera filmde Cousins het raamwerk waarin hij
zijn vertelling goot, in luttele maanden monteerde hij alles in elkaar, zonder
al te veel budget. En het is maar de vraag hoe groot het groepje cinefielen is
dat wild wordt bij het zien van een fragment uit
De stoomwals en de viool, de afstudeerfilm uit 1961 van de Russische
meesterregisseur
Andrej Tarkovski.
‘Verrast en verrukt’ is Cousins, een in
Belfast geboren criticus en oud-festivaldirecteur die de namen van de Iraanse en
Russische regisseurs Forough Farrokhzad en Sergei M. Eisenstein op zijn armen
heeft getatoeëerd, dan ook, zo laat hij in een reactie vanaf het filmfestival
van Toronto weten. Hij is ook de eerste om toe te geven dat de door hemzelf
gefilmde scènes niet al te indrukwekkend zijn. ‘De grote Iraanse regisseur Abbas
Kiarostami zegt dat Iraanse films “arm zijn aan de buitenkant, maar rijk van
binnen.” Misschien zijn mijn films dat ook, een heel klein beetje?’
Betoverend medium
Een ramp is het ook niet dat A Story of
Children and Film op momenten wat goedkoop oogt, want de talloze fragmenten die
Cousins uit de schatkamer van de filmgeschiedenis heeft opgegraven, zijn vaak
van een fabelachtige schoonheid. Neem alleen al de scène waarin een kartonnen
vliegtuig op knullige wijze tegen de maan aan vliegt. Het fragment komt uit de
Deense korte film Palle Alone in the World (
Astrid Henning-Jensen, 1949), over een jongetje met grote, dromerige ogen
dat op een dag wakker wordt en ontdekt dat alle volwassenen zijn verdwenen. Het
was een van de films die Cousins mee naar Irak nam (zie zijn documentaire The
First Movie), om aldaar aan een groep Koerdische kinderen te tonen die nog nooit
in een bioscoop waren geweest.
Begrijpelijk, want het heeft alles
in zich wat de cinema zo’n betoverend medium maakt. Aanleiding voor Cousins om
zijn favoriete kinderfilms – of beter: films met kinderen in de hoofdrol – te
bundelen was het beeldmateriaal dat hij een jaar geleden van zijn neefje en
nichtje schoot. Hij zag ze eerst verlegen zijn, maar al snel begonnen ze te
acteren, te spelen met de camera. In hun gedrag ontdekte hij talloze elementen
die hij veelvuldig in de cinema was tegengekomen.
Het zijn die
huiselijke beelden, geschoten op een vakantiedag als alle anderen, met de
kinderen nog in hun pyjama, die uiteindelijk het geraamte vormen waar Cousins al
zijn wonderlijke ontdekkingen aan ophangt. Een chronologische opzet werd bewust
vermeden. Cousins: ‘Al mijn vorige films waren min of meer roadmovies. Dit keer
wilde ik een film maken die nergens heen gaat. In plaats van dat de film een
verhaal vertelt, maakt hij een wandeling met een idee.’
Mark Cousins maakte het filmessay A Story of Children and Film, waarin hij fragmenten uit films met kinderen bundelde. Met prachtige fragmenten van zelden vertoonde meesterwerken.
Klassieke scènes
Op de muur van de montageruimte plakte hij een
reproductie van Paul Cézannes bonte schilderij Mont Sainte-Victoire. ‘Ik zei
tegen mijn editor dat de thema’s in onze film – verlegenheid, avontuur, etc. –
als de kleuren op dat schilderij zijn. Maar het was eng om geen verhaal te
hebben. We bleven ons afvragen hoe we de aandacht van de kijker moesten
vasthouden.’
Uiteindelijk blijkt dat geen enkel probleem te zijn, de films
waaruit Cousins citeert zijn al boeiend genoeg. Hij vertelt hier en daar wat
over de achtergrond van het verhaal, wijst de kijker op de bijzondere kleuren of
de belichting, maar veel woorden heeft hij eigenlijk niet nodig. Zelfs in het
geval van een aantal klassieke scènes – onder andere de eerste ontmoeting tussen
Elliott en het buitenaardse wezen in
E.T. the Extra-Terrestrial (1982), en de beroemde slotminuten uit
François Truffauts
Les quatre cents coups (1959) – blijven de beelden fascineren, vooral in
combinatie met al die andere fragmenten.
Maar het mooist zijn
natuurlijk de scènes uit films waar je nog nooit van had gehoord, maar die je
wel onmiddellijk wilt zien. Zoals het Senegalese
The Little Girl Who Sold the Sun (
Djibril Diop Mambéty, 1999), waarin een jonge bedelaarster op krukken door
de straten van Dakar danst. Of een tweetal Albanese films uit de jaren zeventig
die zelfs bij menig filmprofessor vraagtekens zal oproepen. Een aanzienlijk deel
van de films komt uit Iran of Japan. De Iraanse films blinken vooral uit in hun
onsentimentele benadering, zo vertelt de voice-over, niet bang om de woede van
een kind te tonen. Japanse films daarentegen zijn weer sterk in het uitbeelden
van de verlegenheid. Wat filmmakers uit die twee landen zo begaafd maakt als
kindregisseur weet Cousins niet. ‘Maar misschien dat die twee landen een ander
gevoel voor heroïek hebben dan de meeste westerse maatschappijen, waardoor de
kinderen niet zo heroïsch zijn als in onze films.’
Twaalf
decennia
Cousins besteedt zelf ook maar weinig aandacht aan de
heldhaftige Hollywoodkinderen, en is meer geïnteresseerd in hun worstelingen,
met hun sociale klasse of het verlies van een ouder. Minutenlang kijken we naar
een Iraanse jongen in Willow and Wind (Mohammad-Ali Talebi, 1999) die zich met
een nieuw raam door een storm vecht, op weg naar het schoolgebouw waar hij de
ruit moet zien te plaatsen. Voorkennis blijkt helemaal niet nodig te zijn, de
beelden zijn zo al intrigerend genoeg.
Aan het slot kan Cousins het
toch niet laten om nog even een samenvattend oordeel te geven. De cinema bestaat
slechts twaalf decennia, en is in vergelijking met andere kunstvormen nog pas
een kind. Zijn afsluitende woorden: ‘Films zijn als kinderen, en kinderen zijn
als films’.
Het is niet alleen een wat gekunstelde vergelijking,
maar ook onnodig. Want wat A Story of Children and Film tot die laatste secondes
bewijst is dat de allerbeste films, of je het nu auteurscinema wilt noemen of
iets anders, veelal uitblinken door de kracht van de beelden, door dat wat het
als medium bijzonder maakt, en in veel mindere mate door het verhaal.
Dat is een les die Mark Cousins ons, ook na The Story of Film en A Story of
Children and Film, als missionaris van de wereldcinema mag blijven vertellen.
_____________________________________________________________________________________
Kinderen en film in Eye
Rondom de release van A Story of Children and
Film vertoont het Amsterdamse Eye tussen 21 september en 6 oktober negen films
die in de documentaire door Mark Cousins besproken worden.
Een
aantal zijn geschikt voor kinderen onder de twaalf, zoals het Nederlandse
Kauwboy (2012), de klassieke korte film Le ballon rouge (1956), Charlie Chaplins
The Kid (1921) en Tarkovski's De stoomwals en de viool.