Het was druk in de toiletruimte na de persvoorstelling van Boyhood, afgelopen februari op het filmfestival van Berlijn. Logisch, de film had bijna drie uur geduurd. Maar persoonlijk had ik vooral behoefte nog even op adem te komen voor ik de kou weer in moest, en blijkbaar was ik niet de enige: bij de wastafels stonden diverse collega-journalisten zich in de ogen te wrijven.
Was het zo’n dramatische film geweest? Met een heftig slot? Integendeel: in Boyhood gebeurt op dramatisch vlak eigenlijk heel weinig. En het slot heeft zelfs iets willekeurigs: het verhaal had best tien minuten eerder kunnen eindigen of nog een poosje kunnen doorgaan.
Toch sloeg de film, in al z’n voortkabbelende bescheidenheid, in als een bom. Zelden had ik me zo betrokken gevoeld bij een groep personages – het voelde haast alsof ik jarenlang met ze had opgetrokken.
En in zekere zin was dat ook zo. Boyhood volgt de schooljaren van Mason, een gewone Amerikaanse jongen, van de eerste klas van de basisschool tot aan zijn studie. Het verhaal beslaat twaalf jaar, en zo lang duurden de opnames ook. Regisseur Richard Linklater (vooral bekend van de trilogie Before Sunrise, Before Sunset en Before Midnight) castte hoofdrolspeler Ellar Coltrane in 2002 als zesjarig jochie en bleef hem – en zijn medespelers – tot 2014 elk jaar een paar dagen filmen. Ten slotte dook hij met al dat materiaal de montageruimte in en knutselde de ultieme coming of age-film in elkaar.