De nieuwe RoboCop is geen remake van Verhoeven’s dystopische satire, maar een filosofisch tractaat in een actiejasje. Over ethische kwesties die over een jaar of vijftien actueel zijn.

‘DUMP de arm,’ zei een weinig sentimentele medewerker van megabedrijf Omni Consumer Products (OCP) in 1987 toen een arts de linker arm had weten te redden van de naar de gloria geschoten agent Alex Murphy. Zo’n menselijke arm stond immers niet tof aan een metalen man. Nog geen 27 jaar, twee vervolgfilms en vier televisieseries later mag de nieuwe RoboCop zijn rechterhand houden. Met ongeloof maakt hij kennis met zijn nieuwe gespleten zelf. De emotie druipt van zijn gezicht als we hem zien staren naar een mechanische en een vleselijke hand . Verhoevens RoboCop daarentegen, had na zijn wedergeboorte alleen nog een menselijke mond-met-kin. De rest van zijn gezicht ging schuil achter een tot de bovenlip reikend vizier.

Het is een belangrijk verschil tussen Paul Verhoevens cultklassieker en de nieuwe interpretatie van José Padilha. De Braziliaan Padilha maakte naam met de spraakmakende documentaire Ônibus 174 (2002) – over een tiener die een bus kaapte. In 2008 won hij in Berlijn pardoes de Gouden Beer voor zijn speelfilmdebuut Tropa de Elite. Dat was een even passioneel als hardvochtig portret van een paramilitaire elite-eenheid van de Braziliaanse politie. Een aanklacht tegen de allesverziekende drugshandel en wijdverbreide corruptie in zijn geboortestad Rio de Janeiro, geschoten met een nauw betrokken, beweeglijke camera in verzadigde kleuren. Zo cynisch en gewelddadig dat sommigen Padilha van een fascistische inslag beschuldigden. Flauwekul natuurlijk, maar waar hadden we dergelijke kreten eerder gehoord?

2028
Padilha deelt met Verhoeven de reputatie een bevlogen, soms subversieve filmmaker te zijn. Gek genoeg is dat niet het enige dat de mannen delen. Beiden schreven in hun geboorteland de best bezochte films aller tijden op hun conto voor ze naar Amerika vertrokken (resp. Tropa de Elite 2 en Turks fruit). Beiden zijn makers van gelaagde actiefilms met een bovengemiddelde interesse voor moraliteit. Beiden studeerden exacte vakken ( Verhoeven wiskunde en Padilha natuurkunde) en RoboCop was voor beiden het Hollywood-debuut. Maar waar Verhoeven pas zin kreeg in het project toen hij inzag hoe hij het hem toegeschoven script naar zijn hand kon zetten, haalde Padilha zich de RoboCop-reboot zelf op de hals. Uitgenodigd voor een gesprek bij Hollywoodstudio MGM over mogelijke projecten, wees hij op de RoboCop-poster aan de muur: die film had in zijn jeugd een grote indruk op hem gemaakt. Net als Padilha’s bekendste films handelt RoboCop over de verhoudingen tussen politie, politiek en media.

Maar wat doe je met een sciencefictionfiguur die haast door de razendsnelle technologische ontwikkelingen is ingehaald? Waar RoboCop uit 1987 zich afspeelde in een niet nader benoemde toekomst waar megabedrijven de dienst uitmaakten, criminelen de baas waren op straat en de atoombom elk moment uit de lucht kon komen vallen, koos Padilha voor het jaar 2028. Slechts veertien jaar van ons verwijderd. Geen willekeurig getal, maar het jaar voorafgaand aan de door toekomstvoorspeller Ray Kurzweil verkondigde ‘ singulariteit’: het moment waarop hij verwacht dat kunstmatige intelligentie het bereik van het menselijk brein overstijgt.

Dat maakt RoboCop relevanter dan voorheen, als deel van een aanstormende toekomst waar we nu al de voorbodes van meemaken. Denk aan Oscar ‘blade runner’ Pistorius of de varkenshartklep van oma. Denk aan Japanse robots die afwasmachines uitruimen en aan de onbemande Amerikaanse drones die in het buitenland terroristen uitschakelen. Wat de production designers ook bedachten – een robothand met gedachten aansturen, een hoog voltage stroomstootwapen – het bestond al of was in de maak. Het maakt de nieuwe RoboCop minder vrijblijvend; geen wilde fantasie , maar een reële mogelijkheid.

DSM-5
Niet zo verwonderlijk dus dat Padilha met zijn RoboCop-interpretatie inzette op de morele en existentiële kwesties die horen bij de schepping van een cyborg. De karikaturale hydraulische lompheid van Verhoevens RoboCop – alsof een scheepskraan aan de wandel was geraakt – is ingeruild voor souplesse, een zwart pak en een bijkleurende ligmotor zoals we die eerder zagen in The Dark Knight (2008) en Tron (2010). Hij is aangesloten op internet, databases en bewakingscamera’s – de verpersoonlijking van Big Brothers lange arm. Dat RoboCop zijn hand mag houden is illustratief voor de menselijke tragiek die bij Padilha de ruimte krijgt. Daarmee komt de nadruk als vanzelf meer te liggen op het psychologische drama van de man die een tweede leven krijgt als machine. Heeft een computergestuurde cyborg nog zoiets als een vrije wil? Waar ligt de grens tussen mens en robot? Is de peperdure RoboCop eigendom van Omnicorp of eigen baas over zijn verlengde leven? Is RoboCop nog wel een man als hij niet meer met z’n vrouw naar bed kan? Voor het antwoord lijken de makers de DSM- 5, het handboek voor psychische aandoeningen bij de hand te hebben gehad. RoboCop wordt behandeld als een ‘wandelende zombie’ met een posttraumatische stressstoornis. Een cyborg op antidepressiva, met dopaminewaarden waar naar lieve lust aan kan worden gesleuteld.

Want waar na de aanloop in Padilha’s psychologische drama paradoxaal genoeg geen ruimte voor over schoot, is wat Murphy mens maakt in filmische zin. Al zijn karaktertrekken zijn generiek. Hij is politieagent, vader, heeft een liefhebbende vrouw, maar er is niets dat hem – behalve zijn gezicht – van andere vaders, politieagenten of zelfs robots onderscheidt. Geen moedervlek, litteken, zenuwtrek, hobby of oneliner waar we hem mee kunnen individualiseren. Daar was bij Verhoeven beter over nagedacht. Want ook al had diens RoboCop dan geen menselijke hand, hij deed er wel iets gedenkwaardigs mee. Als een futuristische cowboy liet hij zijn pistool een paar keer rond zijn vinger tollen voor hij hem terug in zijn bovenbeen stak. Dat was het persoonlijke gekkigheidje waarmee Verhoeven hem zijn identeit gaf, wat hem tot mens maakte. Waar zijn vroegere politiemaatje hem aan herkende, ondanks dat gezichtsverhulllende vizier. En wat er aan bijdroeg dat het publiek de tragische held in zijn hart sloot. Hand of geen hand.