In April zou Ennio Morricone een concert geven in de Amsterdamse ZiggoDome (het optreden is inmiddels al een paar keer uitgesteld). Wij bezochten de maestro in Berlijn en keken toe hoe hij een uitverkochte O2 World Arena aan zijn voeten kreeg.

Twee mannen staan tegenover elkaar in de woestijn. De wind huilt, het zand stuift. Een rekening uit een schimmig verleden wordt vereffend. De ene man denkt terug aan een gruwelijke daad van de ander, die de gebeurtenis vergeten is. Hij herinnert zich in een lyrische beeldenvloed de moord op zijn broer, en dan breekt het moment van de waarheid aan. De climax van C’era una volta il west/Once Upon a Time in the West is een van de beroemdste filmscènes uit de twintigste eeuw, dankzij de hypnotiserende blikken van Charles Bronson en Henry Fonda, de verfijnde cameravoering van Tonino Delli Colli en de virtuoze regie van Sergio Leone. En natuurlijk dankzij de intens melancholieke klanken van Ennio Morricone’s ‘Man with a harmonica’.

De western van Leone uit 1968 betekende de internationale doorbraak van Morricone ( Rome, 10 november 1928), die niet lang als filmmuziekcomponist werkzaam was, maar wel een grote staat van dienst in Italië had opgebouwd als orkestdirigent en schrijver van popliedjes. En vanaf 1964 zorgde Morricone met zijn voormalige klasgenoot Leone voor een revolutie binnen de western. Per un pugno di dollari/A Fistful of Dollars, Per qualche dollaro in più/For a Few Dollars More (1965) en Il buono, il brutto, il cattivo/The Good, the Bad and the Ugly (1966) waren weliswaar films vol verwijzingen naar Leone’s Amerikaanse favorieten zoals Shane, The Man Who Shot Liberty Valance en Warlock. Maar ze bezaten tevens een geheel eigen stijl, waarin superbe fotografie, realistisch geweld en vernieuwende filmmuziek – waarin gebruik werd gemaakt van elektrische gitaren, knallende zwepen en woeste schreeuwen – op unieke wijze samensmolten. De spaghettiwestern (een term die Morricone overigens verfoeide) was geboren en veroverde de wereld, hetgeen ook voor de soundtracks gold; met de elpee van Once Upon a Time in the West belandde de componist in veel hitlijsten. Morricone’s handelsmerk: weemoedige passages met ijle vrouwenzang, overweldigende nummers met knallende blazers en viooltapijten en nerveuze, atonale muziekstukken. Maar bovenal gaf de componist blijk van een uniek talent om de essentie van een film in één buitengewoon moment tot uitdrukking te brengen.

Kinderkoor
De bekendheid van Morricone steeg hierna snel, mede dankzij het feit dat de Italiaanse film nog een grootmacht was in de wereldcinema. Morricone leverde in een moordend tempo muziek af. Alleen al van 1968 tot 1972 kwamen er ruim veertig soundtracks van zijn hand voor Italiaanse horrorfilms, westerns en thrillers. Hij profileerde zich als een meester der doodsmelodieën, naast de dik twintig samenwerkingen met gerespecteerde regisseurs als Henri Verneuil en Pier Paolo Pasolini. Wie zich verdiept in deze fase van de maestro komt veel fraais tegen. Neem Lucio Fulci’s Una lucertola con la pelle di donna/A Lizard in a Woman’s Skin (1971), een psychedelische thriller waarvoor Morricone een wonderschone, dromerige score componeerde. Of Città violenta/Violent City (1970), waarin Charles Bronson als gedesillusioneerde huurmoordenaar met harde rocktracks naar zijn bittere einde wordt geloodst. En wie Chil’ha vista morire?/Who Saw Her Die? (1972) zag, waarin een (kinder)moordenaar Venetië terroriseert, zal de verontrustende zang en teksten van een door Morricone gedirigeerd kinderkoor moeilijk vergeten. De samenwerking tussen Leone en Morricone, die ook Giù la testa/Duck, You Sucker (1971) opleverde, ging verder. Maar Morricone had met meer cineasten een bijzondere band. Voor de ‘proletarische westerns’ van Sergio Corbucci maakte de componist vijf voortreffelijke soundtracks en ook met de onderschatte Sergio Sollima (zes films) kon Ennio het goed vinden.

Bestolen
Minder bekend buiten Italië waren de politiek geëngageerde films van Elio Petri, met wie Morricone een sterke band smeedde. Vijf films van Petri kregen soundtracks waarin Morricone zichzelf overtrof met complexe en experimentele nummers, met als hoogtepunt Indagine su un cittadino al di sopra di ogni sospetto/Investigation of a Citizen Above Suspicion (1970). Petri won met de film een Oscar, alsook de Juryprijs van Cannes, en de tour de force van acteerkanon Gian Maria Volonté maakte de film tot een hoogtepunt van de Italiaanse cinema. Vanaf 1980 ging Morricone zich steeds meer toeleggen op optredens met verschillende orkesten. De Italiaanse filmindustrie verkeerde in een crisis. Morricone voelde zich vernederd door Amerikaanse producenten, die hem lage gages boden. En dat de Academy hem ondanks vijf nominaties nooit een Oscar gaf, hielp niet mee, met als dieptepunt het echec rond The Mission (1986). Zijn soundtrack verloor het van ‘Round Midnight, dat hoofdzakelijk uit oud jazzwerk bestond. Morricone voelde zich bestolen. De dood van Sergio Leone in 1989 betekende een keerpunt. De productiviteit van de componist nam af en hij ging nog meer optreden. Opvallend genoeg werd de laatste jaren oud werk van Morricone onder de aandacht van een jong publiek gebracht door Quentin Tarantino, die voor Kill Bill (2003/4), Inglourious Basterds (2009 ) en Django Unchained (2012) een aantal klassieke westernnummers van de Italiaan gebruikte.



Woedeaanval
In februari is Morricone in Berlijn voor een optreden in de O2 World Arena en is hij beschikbaar voor interviews. In het luxueuze Kempinski Hotel nabij de Kurfürstendamm is de sfeer licht gespannen, maar stijgt ineens tot het kookpunt . Morricone, inmiddels 85 en lijdend aan rugklachten, krijgt tijdens een eerder gesprek een woedeaanval en weigert verdere medewerking. Hij blaast een bezoek van Ierse journalisten voor de volgende dag af. Na zware bemiddelingen besluit hij toch verder te gaan, zij het met een strakke tijdslimiet. Om een doorbraak bij Morricone te forceren, lijkt het ons handig te beginnen bij het verre verleden van de componist. Het werkt, langzaam verdwijnt de priemende blik en keert het enthousiasme terug.

Morricone: ‘Vanaf het begin van mijn loopbaan ben ik ervan overtuigd geweest dat alle geluiden binnen het domein van de muziek vallen. Niet dat dat een nieuw idee was. In Frankrijk werd al met dat idee geëxperimenteerd. Men noemde dat “extra-muzikale geluiden”. Ook John Cage gebruikte dit idee van “niet-concrete muziek”. Ik woonde in 1958 een seminar van hem bij en na de eerste les die van hem kreeg, heb ik een aantal vrienden in Darmstadt bijeengeroepen. Daaruit is de Gruppo d’Improvvazione Nuova Consonanza ontstaan. Ik heb toen aan al mijn vrienden een geluid gegeven dat ze met hun stem moesten kopiëren. (Morricone doet voor:) ‘Oooeeeeh! aaarrrgh! brrrrrrr! En daarmee hebben we de originele instrumenten proberen te verkrachten. Er bestond in die tijd geen directe relatie tussen de componist en de uitvoerder, dat was een manco dat we hebben willen oplossen. Om op die manier je geweten als componist te zuiveren’.

Moedig
In de films van Sergio Leone vormt uw muziek een volledige symbiose met de beelden, iets dat bereikt werd doordat de regisseur uw composities op de set draaide en de acteurs erdoor liet inspireren. Wat vindt u ervan dat iemand als Quentin Tarantino uw muziek buiten zo’n context hergebruikt voor zijn films?
‘Ik vind Tarantino een heel speciale regisseur. Wat hij doet is muziek gebruiken waarvan hij vindt dat die goed bij zijn beelden en verhalen past. Hij luistert naar verschillende muziekstukken, zowel oude als nieuwe, en als het hem bevalt, gebruikt hij het. Hij doet dat naar mijn menig met een grote vindingrijkheid. En over dat alles heb ik natuurlijk totaal geen zeggenschap. Het zijn zijn keuzes. Tarantino heeft mij destijds gevraagd de filmmuziek te componeren voor Inglourious Basterds. Dat is helaas niet gelukt, want ik was bezig met Giuseppe Tornatore’s Baarìa. Bovendien moest Tarantino zijn film binnen twee maanden presenteren in Cannes, dat ging mij niet lukken. Maar ik behoor niet tot de mensen die hem vanwege zijn muziekkeuzes bekritiseren. Ik vind hem oprecht een bijzondere filmmaker’.

In het buitenland wordt u vaak geassocieerd met Leone, maar in Italië is uw werk voor Elio Petri net zo bekend. U schreef voor hem enkele van uw beste soundtracks. Wat voor werkrelatie had u met Petri?
‘Ik had een schitterende vriendschap met Elio Petri. Het was heerlijk om met hem het creatieve proces te doorlopen, dat gebeurde altijd onder de meest aangename omstandigheden. Hij is een man die nog steeds diep in mijn hart zit. Bovendien was Petri een heel moedige regisseur, die niet bang was om tegendraadse ideëen uit te proberen en moelijke beslissingen te nemen. Het viel dan ook niet altijd mee om de muziek voor zijn films te componeren, zoals voor Un tranquillo posto di campagna/A Quiet Place in the Country (1968), mijn eerste film die ik met hem maakte. Die ging over een gestoorde schilder die pop-art kunstwerken maakte, gespeeld door Franco Nero. Daarvoor maakte ik hedendaagse muziek, waaraan ook de Gruppo D’Improvvisazione heeft meegewerkt. Terwijl we naar de filmbeelden van Petri keken, hebben we ter plekke geïmproviseerd en de muziek gemaakt’.

Wanneer de maestro het interview beëindigt, geeft hij te kennen zich buitengewoon te hebben geamuseerd. Hij heeft zijn filosofische bespiegelingen over de functie en waarde van filmmuziek kunnen uiten (‘vanwege de temporaliteit vormen muziek en film altijd een speciaal huwelijk’) en kunnen verklaren waarom hij niet naar andere muziek luistert: ‘Dat doe ik om een bepaalde puurheid in mijzelf te behouden’. En hij stelt hoge eisen aan de leden van zijn orkest: ‘Ze moeten hun beroep aanbidden’. Later die avond zal blijken dat dat wel goed zit.

Kristal
Langzaam stroomt het plein rond de O2 World Arena in Berlijn vol. In alle rust en orde begeven de bezoekers, mensen van alle leeftijden, headbangers, alto’s, studentikozen en opvallend veel Italianen, zich naar de zaal. Het is een divers publiek zoals je dat niet snel in Nederland zal aantreffen. De zaal is met ruim tienduizend zittende bezoekers uitverkocht, bij de bierpompen en worstkramen is het stervensdruk, de stemming zit er goed in. Morricone treedt op met het 86-koppige Modern Art Orchestra uit Boedapest en het eveneens Hongaarse Kodály Choir (75 mannen en vrouwen). De absolute blikvanger is sopraan Susanna Rigacci, een gracieuze verschijning, gezegend met een stem uit kristal.

Naast een inleidende documentaire bestaat de setlist natuurlijk uit de nodige Sergio Leone - klassiekers, maar uit Morricone’s oeuvre van ruim 400 (!) soundtracks is gekozen voor minder bekende titels zoals Queimada (1969) en La classe operaia va in paradiso, dat met de industriële samples nog steeds zo modern klinkt als in 1971. Al snel komen Morricone & co op stoom. Vlak voor me barst een vrouw in snikken uit tijdens Rigacci’s partij in Once Upon a Time in the West. Haar wederhelft slaat liefkozend een troostende arm om haar heen.

Braadworst
Morricone biedt geen opsmuk. De schermen tonen alleen de titels van de gespeelde nummers en geen filmfragmenten. Zijn opzet slaagt, alle ogen in de Arena zijn op het podium gericht. Wanneer de laatste klanken van de verpletterende finale ‘On Earth as It Is in Heaven’ (uit The Mission) zijn uitgeklonken, barst een minutendurende staande ovatie los. Zugabe! Ennio moet terugkomen. Nogmaals wordt ‘The Ecstasy of Gold’ (uit Once Upon a Time in the West) gespeeld. Diva Rigacci brengt dit nummer, de handen smekend naar de zaal uitgestoken, tot een bloedstollend hoogtepunt. Voordat de maestro zijn derde en laatste toegift speelt, staat hij moederziel alleen in de spotlights, aan de zijkant van het podium, laat zijn armen langs zijn lichaam bungelen en beschouwt ruim tienduizend mensen met een alleszeggende blik: ‘Ik kan het ook niet helpen.’ Het is een moment dat op vreemde wijze ontroert. Buiten de Arena vertrekken de bezoekers zo beschaafd als ze zijn gekomen, menigeen met een programmaboek onder de arm gevouwen. Op een steenworp afstand staat het gedeelte van de Muur waarop kunstenaars de East Side Gallery schilderden. Terwijl de mensen langzaam huiswaarts keren, worden er in de standjes langs de straten van de wijk Friedrichshain-Kreuzberg braadworsten gegeten en gekoelde flessen Becks gedronken.

Terwijl ik me laat opslokken door de massa, waan ik me plots terug in de jaren zeventig. Toen Leone en Morricone triomfen vierden en de hoge en lage cultuur in de cinema prima samengingen. En je in de buurtbioscoop nog gewoon een Franse policier, Italiaanse western of Duitse Krimi kon gaan kijken. Ik voel me tijdens een kort maar intens moment een echte Europeaan. Maestro Ennio, mille grazie!