Twee mannen staan tegenover elkaar in de woestijn. De wind huilt, het zand stuift. Een rekening uit een schimmig verleden wordt vereffend. De ene man denkt terug aan een gruwelijke daad van de ander, die de gebeurtenis vergeten is. Hij herinnert zich in een lyrische beeldenvloed de moord op zijn broer, en dan breekt het moment van de waarheid aan. De climax van C’era una volta il west/Once Upon a Time in the West is een van de beroemdste filmscènes uit de twintigste eeuw, dankzij de hypnotiserende blikken van Charles Bronson en Henry Fonda, de verfijnde cameravoering van Tonino Delli Colli en de virtuoze regie van Sergio Leone. En natuurlijk dankzij de intens melancholieke klanken van Ennio Morricone’s ‘Man with a harmonica’.
De western van Leone uit 1968 betekende de internationale doorbraak van Morricone ( Rome, 10 november 1928), die niet lang als filmmuziekcomponist werkzaam was, maar wel een grote staat van dienst in Italië had opgebouwd als orkestdirigent en schrijver van popliedjes. En vanaf 1964 zorgde Morricone met zijn voormalige klasgenoot Leone voor een revolutie binnen de western. Per un pugno di dollari/A Fistful of Dollars, Per qualche dollaro in più/For a Few Dollars More (1965) en Il buono, il brutto, il cattivo/The Good, the Bad and the Ugly (1966) waren weliswaar films vol verwijzingen naar Leone’s Amerikaanse favorieten zoals Shane, The Man Who Shot Liberty Valance en Warlock. Maar ze bezaten tevens een geheel eigen stijl, waarin superbe fotografie, realistisch geweld en vernieuwende filmmuziek – waarin gebruik werd gemaakt van elektrische gitaren, knallende zwepen en woeste schreeuwen – op unieke wijze samensmolten. De spaghettiwestern (een term die Morricone overigens verfoeide) was geboren en veroverde de wereld, hetgeen ook voor de soundtracks gold; met de elpee van Once Upon a Time in the West belandde de componist in veel hitlijsten. Morricone’s handelsmerk: weemoedige passages met ijle vrouwenzang, overweldigende nummers met knallende blazers en viooltapijten en nerveuze, atonale muziekstukken. Maar bovenal gaf de componist blijk van een uniek talent om de essentie van een film in één buitengewoon moment tot uitdrukking te brengen.
Kinderkoor
De bekendheid van Morricone steeg hierna snel, mede dankzij het feit dat de Italiaanse film nog een grootmacht was in de wereldcinema. Morricone leverde in een moordend tempo muziek af. Alleen al van 1968 tot 1972 kwamen er ruim veertig soundtracks van zijn hand voor Italiaanse horrorfilms, westerns en thrillers. Hij profileerde zich als een meester der doodsmelodieën, naast de dik twintig samenwerkingen met gerespecteerde regisseurs als Henri Verneuil en Pier Paolo Pasolini. Wie zich verdiept in deze fase van de maestro komt veel fraais tegen. Neem Lucio Fulci’s Una lucertola con la pelle di donna/A Lizard in a Woman’s Skin (1971), een psychedelische thriller waarvoor Morricone een wonderschone, dromerige score componeerde. Of Città violenta/Violent City (1970), waarin Charles Bronson als gedesillusioneerde huurmoordenaar met harde rocktracks naar zijn bittere einde wordt geloodst. En wie Chil’ha vista morire?/Who Saw Her Die? (1972) zag, waarin een (kinder)moordenaar Venetië terroriseert, zal de verontrustende zang en teksten van een door Morricone gedirigeerd kinderkoor moeilijk vergeten. De samenwerking tussen Leone en Morricone, die ook Giù la testa/Duck, You Sucker (1971) opleverde, ging verder. Maar Morricone had met meer cineasten een bijzondere band. Voor de ‘proletarische westerns’ van Sergio Corbucci maakte de componist vijf voortreffelijke soundtracks en ook met de onderschatte Sergio Sollima (zes films) kon Ennio het goed vinden.
Bestolen
Minder bekend buiten Italië waren de politiek geëngageerde films van Elio Petri, met wie Morricone een sterke band smeedde. Vijf films van Petri kregen soundtracks waarin Morricone zichzelf overtrof met complexe en experimentele nummers, met als hoogtepunt Indagine su un cittadino al di sopra di ogni sospetto/Investigation of a Citizen Above Suspicion (1970). Petri won met de film een Oscar, alsook de Juryprijs van Cannes, en de tour de force van acteerkanon Gian Maria Volonté maakte de film tot een hoogtepunt van de Italiaanse cinema. Vanaf 1980 ging Morricone zich steeds meer toeleggen op optredens met verschillende orkesten. De Italiaanse filmindustrie verkeerde in een crisis. Morricone voelde zich vernederd door Amerikaanse producenten, die hem lage gages boden. En dat de Academy hem ondanks vijf nominaties nooit een Oscar gaf, hielp niet mee, met als dieptepunt het echec rond The Mission (1986). Zijn soundtrack verloor het van ‘Round Midnight, dat hoofdzakelijk uit oud jazzwerk bestond. Morricone voelde zich bestolen. De dood van Sergio Leone in 1989 betekende een keerpunt. De productiviteit van de componist nam af en hij ging nog meer optreden. Opvallend genoeg werd de laatste jaren oud werk van Morricone onder de aandacht van een jong publiek gebracht door Quentin Tarantino, die voor Kill Bill (2003/4), Inglourious Basterds (2009 ) en Django Unchained (2012) een aantal klassieke westernnummers van de Italiaan gebruikte.