Een desolaat berglandschap in het noorden van Noorwegen, niet ver van het plaatsje Bardufoss. Her en der liggen rotsblokken, gelardeerd met de laatste resten rossige heidebloesem. De herfst kondigt zich aan met striemende wind en grijze regen. Er ligt al sneeuw op de bergtoppen in de omgeving.
Aan de rand van een bergmeer heerst bedrijvigheid. Mensen lopen af en aan met kabels en snoeren, koffie en warme chocola. Onder een zeil staat een camera op statief, verderop lampen en geluidsapparatuur. Hier vinden de opnames plaats voor de speelfilm Beyond Sleep.
‘Laat je helemaal gaan, Reinout, hier heb je al die maanden naar uitgekeken!’ Regisseur Boudewijn Koole geeft zijn hoofdrolspeler een bemoedigende klap op de schouder en snelt door de regen terug naar de partytent vanwaar hij op zijn monitor ‘live’ de takes bekijkt.
And... action! Reinout Scholten van Aschat haalt een visnet op uit het ijskoude water. Waar hij vette forellen verwacht, houdt hij even later een eendje in zijn handpalmen. Wat volgt is een merkwaardige dialoog tussen mens en eend. De acteur praat, het eendje snatert. ‘Zijn wij eigenlijk vrienden? Klikt het tussen ons of zal ik....’ Even dreigt Van Aschat zijn tanden in het beestje te zetten . Dan streelt hij vertederd het donzige halsje.
Oekaze
De speelfilm Beyond Sleep is gebaseerd op Nooit meer slapen, de klassieker van Willem Frederik Hermans uit 1966. Vijftig jaar na dato nog steeds een spannende roman over de expeditie van de jonge geologiestudent Alfred Issendorf door de streek Finnmarken, in de Noorse bergen. Op zoek naar wereldroem wil hij aantonen dat de kraters in het landschap het gevolg zijn van meteorietinslagen en niet hun oorsprong vinden in de ijstijd, zoals wetenschappers geloven. Issendorf gaat op pad met drie Noorse collega- onderzoekers. Van begin af aan is hij ervan overtuigd dat ze stuk voor stuk beter voorbereid zijn op de tocht, hem als wetenschapper ruimschoots overtroeven en bovendien sportiever en atletischer zijn aangelegd. De tocht loopt uit op een nachtmerrie. De hoofdpersoon valt ten prooi aan slapeloze nachten en bijtgrage muggen en komt een paar keer ongelukkig ten val. Tot overmaat van ramp raakt hij zijn reisgenoten kwijt.
Een onverfilmbaar boek, luidde jarenlang het oordeel van literatuurwetenschappers, critici en Hermanskenners. Het Filmfonds sprak er in de jaren tachtig, onder voorzitter Jan Blokker, min of meer een oekaze over uit . Nooit meer slapen behoorde immers tot het literaire erfgoed. Iedere poging tot verfilming zou volgens het Fonds alleen maar afbreuk doen aan de reputatie van het ongrijpbare relaas over schijn en werkelijkheid en de grenzen van het menselijk bestaan. Daar kwam nog bij dat het verhaal zich geheel en al afspeelt in de verbeelding van de hoofdpersoon. Hoe viel daar in hemelsnaam een speelfim van te maken?
Nooit meer slapen van W.F.Hermans ging door voor een onverfilmbare roman, maar regisseur Boudewijn Koole dacht daar anders over. Vastberaden trok hij met hoofdrolspeler Reinout Scholten van Aschat de Noorse bergen in.
Lobbyen
Ook Hermans zelf beet eind jaren zestig zijn tanden stuk op het script. Uiteindelijk besloot hij zich maar aan zijn volgende roman te zetten om daarna de opeenvolgende pogingen van scenarioschrijvers consequent af te wijzen. Sinds Hermans’ dood in 1995 waakt zijn zoon Ruprecht al even scherp over het oeuvre en eventuele filmplannen. Mocht het ooit tot een verfilming van Nooit meer slapen komen, dan moest het een grote internationale productie worden. Geen ‘arthouse-filmpje’ dat ook de bioscoop in Middelburg zou halen. Als regisseur had Ruprecht Hermans iemand van het kaliber Paul Verhoeven in gedachten. Van de Nederlandse filmwereld had hij verder geen al te hoge dunk.
Tot hij kennismaakte met Boudewijn Koole. Die liep al een paar jaar rond met de ultieme wens om een speelfilm te baseren op Nooit meer slapen. Hermans junior, zelf een verwoed filmliefhebber, organiseerde in zijn huisbioscoop voor zijn familie een vertoning van Kauwboy, de alom geprezen en bekroonde debuutfilm van Koole. Daarna was hij om. Wel sprak hij de verwachting uit dat Beyond Sleep in première zou moeten gaan op een van de bekendste internationale filmfestivals. Producent Hans de Wolf van Key Film is er al volop voor aan het lobbyen in Berlijn, Cannes, Toronto en Venetië.
Deze ochtend is de crew neergestreken in de berm van een smal bergweggetje. Rotsen aan weerszijden en verderop een weids uitzicht over de bergtoppen. Het mistroostige weer van vandaag sluit volgens Koole prima aan op de geplande scènes. Als de catering op tijd klaar is, kan er niets mis gaan.
Kotsmisselijk
Een van de Noorse runners staat fanatiek in een pannetje te roeren. Een brouwsel van geprakte bonen, eieren en sinaasappelsap. Van Aschat komt inspecteren en bedankt vriendelijk voor de eer. Ze zouden deze scène toch van wat grotere afstand draaien? Dan kan hij net zo goed een flesje sinaasappelsap bij zich houden. Dat komt geloofwaardig genoeg over. Hij trekt een sprintje met een rugzak die is volgestouwd met stenen. Straks moet hij buiten adem zijn. En kotsmisselijk. Na de take steekt Koole zijn duim omhoog. Iets meer beweging, maar dat overgeven was dik in orde.
Tijdens de lunchpauze begint de regisseur te grinniken na de suggestie dat het boek onverfilmbaar zou zijn. Integendeel. Koole vindt dat ritme en structuur van het verhaal zich bij uitstek lenen voor een film. Afgezien van begin en eind van de roman, waarin de hoofdpersoon gesprekken voert met wetenschappers in Oslo en Trondheim, zit er immers volop beweging in het boek, vindt Koole: ‘Daarom heb ik het script ingedikt. In de film is Alfred Issendorf voortdurend aan het lopen. Dat geeft een puls aan de film. De hoofdpersoon is de hele tijd in actie. Hij slaat muggen dood, springt over rotsen, trotseert drijfzand en probeert onder alle omstandigheden te overleven. Het verhaal speelt zich weliswaar grotendeels in zijn hoofd af, maar het is een mooie opdracht voor beeld en geluid om die binnenwereld te vangen. Als je daar de juiste acteur bij vindt, kan dat alleen maar meer spannende momenten opleveren.’
Camerageniek
Voor die hoofdrol ging Koole op zoek in Nederland, Duitsland en vooral Engeland, met zijn rijke acteurstraditie. Scholten van Aschat stak er in zijn ogen glansrijk bovenuit. ‘Wat Reinout allemaal niet kan. Met de kleinste gebaartjes en fijnste mimiek kan hij talloze stemmingen overbrengen. Hij is bovendien geweldig camerageniek. Zodra die kop in beeld verschijnt is het wham! Ik twijfel er niet aan of deze film gaat straks een geweldige boost aan zijn carrière geven. Ook internationaal.’
Vanaf begin augustus toog Koole met een bescheiden crew van zo’n twintig man naar Noord-Noorwegen. Zeven weken waren uitgetrokken voor de opnames. Om alvast in de stemming te komen, trok hij vooraf een paar dagen met Van Aschat de Noorse bergen in. Het mocht dan eind juni zijn, het tweetal kwam onverwacht in hevige sneeuwstormen terecht, waarbij ze volkomen op elkaar aangewezen waren. Daarna liet de regisseur zijn hoofdrolspeler nog een paar dagen alleen achter. Zo kon hij zich extra opmaken voor zijn rol als deelnemer aan een gedoemde expeditie.
Niet dat Van Aschat nog veel inspiratie of aansporing nodig had. Al vanaf de audities vorig voorjaar leek het of de rol al bezit van hem had genomen. Hij kende het boek, was vrijwel even oud als de hoofdpersoon (25) en ook het avontuur in Noorwegen trok hem aan. Daarbij vond hij dat de film per se een Nederlandse hoofdrolspeler moest krijgen. Al rond de casting was het of de werkelijkheid met Van Aschat aan de haal ging. ‘Ik weet nog dat ik bij een bushalte stond en een bus zag wegrijden met op de achterkant een levensgrote foto van Hermans. Alsof het hele beeld zich vulde met die nors kijkende figuur. Daarnaast kwam ik meer dan eens mensen tegen met een boek van Hermans in handen. Telkens met die karakteristieke kop op de achterflap. Ik werd er behoorlijk door in beslag genomen. Kennelijk doet die man iets met je. Ik kreeg in elk geval het idee dat ik die rol moest krijgen.’
Overlevingsdrang
Tijdens de opnamen onderneemt Issendorf in de woorden van Van Aschat een ‘mythische reis door de hel’. Struikelend, strompelend en kotsend probeert hij zich een weg te banen door het zompige toendralandschap. Zijn drie Noorse expeditiegenoten is hij dan al kwijt. Net als zijn zelfvertrouwen en zijn geloof in het bestaan. Ieder gevoel voor richting ontbreekt. Zijn kompas heeft hij in een diepe spelonk laten vallen en met een gsm heb je geen bereik in deze contreien. Dat gegeven maakte het voor Koole overigens minder ingewikkeld om het verhaal van 1965 naar 2015 te verplaatsen. Ondanks alle technologische ontwikkelingen is de reiziger in Lapland al snel overgeleverd aan de grillen van de natuur. Helemaal wanneer die niet kan beschikken over luchtfoto’s om zich te oriënteren zoals de hoofdpersoon in boek en film overkomt.
Wat hoofdfiguur Alfred Issendorf in het boek en in de film meemaakt, geldt ook voor Scholten van Aschat zelf. Op de set maakt hij een enigszins verwilderde, wereldvreemde indruk. Alsof hij al weken geleden afscheid nam van de bewoonde wereld. Niet dat het eten zo beroerd is in de draaiperiode, maar de manier waarop de acteur aanstalten maakt een jong eendje op te peuzelen getuigt van waarachtige overlevingsdrang.
Zoektocht
Wie zo lang ronddoolt door de bergen, wordt kennelijk vanzelf wanhopig. Van de halsbrekende toeren die hij moet uithalen boven een stroomversnelling of van het wegzakken in moerasachtig drijfzand. De acteur wijst op een diepe snee in zijn voet, achtergebleven na een fikse smak tegen de rotsen: ‘Kijk, dat strompelen gaat helemaal vanzelf. Tegelijkertijd zet zoiets me aan het denken. Waar slaat het allemaal op in het leven? Waarom houdt een mens er überhaupt ambities op na? Ik zit midden in een gruwelijk verhaal, waarin ik tot op het bot word afgetakeld. Er is nergens verlichting te bekennen, telkens sta ik voor nieuwe hinderlagen. Alfred wordt er haast paranoïde van. Het duurt niet lang of hij begint zijn medereizigers te wantrouwen.’ Dan, met een grote grijns: ‘Die Boudewijn is eigenlijk een geweldige sadist.’
Niettemin geniet hij van elke opnamedag. Acteren in deze film voelt als een echte zoek tocht, vertelt Van Aschat ’s avonds in de tot filmkamp verbouwde legerkazerne: ‘Boudewijn werkt heel intuïtief. Hij beschouwt het maakproces van deze film als een spannende reis. Een avontuur waarbij we wel zien waar we uitkomen. Het script dient alleen als richtlijn en laat volop ruimte om te improviseren. Tijdens de opname met dat eendje had ik bijvoorbeeld geen flauw idee welke kant het op zou gaan. Daarom ben ik ook blij dat we alles zo veel mogelijk chronologisch opnemen. Zo kan ik de ontwikkeling van de hoofdpersoon van dag tot dag meemaken en me steeds beter in zijn gevoelswereld inleven.’ Na de zevende take voor een scène waarin Van Aschat uitgeput over een bergpad zwabbert, springt Koole geestdriftig achter zijn monitor vandaan. ‘Ongelooflijk ,’ stamelt hij. Hij kan nauwelijks bevatten dat de opname nagenoeg samenvalt met de storyboards die hij de afgelopen maanden zorgvuldig heeft uitgewerkt met cameraman Melle van Essen.
Schitteren
Met de beelden zit het wel goed, denkt Koole. ‘De crewleden op locatie in Noorwegen, omgeving Bardufoss, hebben ongeveer alle weersomstandigheden voorbij zien komen. Dan krijg je ook nog eens lichtval en talloze kleurschakeringen cadeau. Neem de scène met de Noorse expeditieleden waarin ze een gesprek voeren over religie en de zin van het leven. De hele dag was het mistig. Tot de zon ineens doorbrak en boven de bergen een gigantische regenboog verscheen. Alsof de geest van Hermans hier ergens door de bergen zweeft.’
Koole kreeg tal van onderscheidingen voor zijn film Kauwboy, in 2013 de Nederlandse inzending voor de Oscars. Tijdens het laatste Nederlands Filmfestival sleepte hij een Gouden Kalf voor de montage van de speelfilm Happily Ever After in de wacht. En dan durft hij het ook nog eens aan om zijn tweede grote film te baseren op een door velen als onverfilmbaar beschouwde roman. Zoiets schept verwachtingen. Koole lijkt er niet wakker van te liggen. Hij beschouwt het juist als extra stimulans: ‘Ook omdat we met deze film mikken op een internationaal publiek. Zo’n geweldig boek moet schitteren, tot ver over onze grenzen.’