In Hollywood, pal achter de Paramount studios, is een begraafplaats met de standvastige naam Hollywood Forever Cemetery. Cecil B. DeMille, Jayne Mansfield, Rudolph Valentino en Douglas Fairbanks liggen er onsterfelijk te zijn. In het vaste vertrouwen dat Hollywood – en daarmee zijn erfenis – voor altijd zal blijven bestaan. Ook James Cruze is er begraven, de regisseur van een van de eerste drie stille speelfilms over Hollywood. Die verschenen kort na elkaar, in 1923. De eerste was Souls for Sale, uitgebracht door studio Warner Brothers. Een maand later gevolgd door Columbia’s Mary of the Movies. En nog geen drie maanden daarna kwam Cruze’s Hollywood, van Paramount. Alledrie gingen ze over een meisje dat naar Hollywood trekt om daar – na de nodige tegenslagen – naam en faam te maken: het vertrouwde rags to riches-idee dat in die dagen immens populair was. Gewone mensen die een sterrenstatus bereiken. De filmische variant van de Amerikaanse Droom.
Wat het drietal ook aantoont, is hoe moordend de concurrentie – en waarschijnlijk de bedrijfsspionage – tussen de prille studio’s was. Elk van de films werd gebruikt voor een schier oneindige pronklijst aan cameo’s, van sterren die bij elk van de producerende studio’s onder contract stonden. Het sterrensysteem was nog maar net ontstaan, rond 1915, toen lange speelfilms de standaard werden en Amerikaanse films door export naar Europa grotere budgetten kregen. Tot ongeveer 1910 droegen bioscoopfilms alleen studionamen en kregen makers en acteurs – om kosten te besparen – geen credits. Pas toen het publiek bijnamen verzon voor populaire – tot dan toe naamloze – sterren, en er fanmagazines verschenen, zagen de studio’s brood in het cultiveren van hun sterrenstal.