Cannes begint voor mij zo’n beetje in januari. Dan wordt de openingsfilm van het komende festival bekend gemaakt. Kort daarop druppelen de reclamemails binnen. Of ik tijdens het filmfestival een jacht wil huren, of een luxe villa. Dat ik bij een publieke omroep werk en blij mag zijn met ons vaste familiehotelletje op vijf minuten fietsen van het festival hebben ze blijkbaar nog niet uit mijn dataverkeer kunnen filteren.
Na de plaagstoot in januari begint het lange wachten. Tot de verschillende programma’s bekend worden gemaakt in april. Filmprofessionals overal ter wereld hebben dan al lang hun voorspellingen of wensenlijstjes gepresenteerd, zodat de definitieve lijst met films die in Cannes worden getoond altijd even tegenvalt. Want waarom draaien dit jaar de nieuwe films van Terrence Malick, Paul Thomas Anderson en Alejandro González Iñárritu niet in Cannes? Ze werden toch genoemd!
De films en filmmakers die tussen 14 en 25 mei wel naar Cannes komen mogen er trouwens best wezen. Zoals eigenlijk ieder jaar. In tegenstelling tot het festival van Berlijn , waar je ronduit slechte jaren hebt, heb je in Cannes alleen maar goede en iets minder goede jaren. Want iedere filmmaker wil naar Cannes. Neem Alex van Warmerdam. Vrijwel al zijn films gingen in Venetië in première, maar toen vorig jaar Borgman werd geselecteerd voor de hoofdcompetitie, verruilde hij Venetië, toch ook geen misselijk podium, maar wat graag voor Cannes.
Borgman was
de eerste Nederlandse film die werd opgenomen in de hoofdcompetitie in bijna
veertig jaar. Ik prijs me gelukkig dat ik bij dat Nederlandse feestje aanwezig
mocht zijn, maar hoop niet dat ik nog eens veertig jaar moeten wachten voor een
volgende Nederlandse film in competitie. Dit jaar is het in ieder geval niet
gelukt. Geen enkele Nederlandse film werd geselecteerd. Niet voor het
hoofdprogramma, en ook niet voor een van al die verschillende bijprogramma’s.
Gedeelde smart is halve smart, want van de ruim 1800 inzendingen haalden slechts
49 films de officiële selectie.
Grace of Monaco
Welke films draaien dan wel in Cannes? Om te beginnen de openingsfilm Grace of
Monaco van de Franse regisseur Olivier Dahan. Over de eerste, woelige jaren van
Hollywoodactrice Grace Kelly als prinses van het dwergstaatje Monaco. Toen haar
kersverse echtgenoot prins Reinier III bijna zowel zijn land kwijtraakte (na een
conflict over belastinggeld met Frankrijk) als zijn vrouw, omdat de
uitgesproken actrice aanvankelijk grote moeite had met haar rol als prinses.
Grace wordt gespeeld door Nicole Kidman, en laten we hopen dat zij het er beter
vanaf brengt dan collega Naomi Watts, die vorig jaar veel te flets was als
prinses Di in de verguisde biopic Diana.
Zoals gebruikelijk draait de
openingsfilm ‘buiten competitie’ en is hij vooral gekozen om het festival met
veel star power in te luiden. Want ondanks alle aandacht voor de ‘kleine en
kwetsbare film’ in Cannes, heeft het festival zijn buitengewone positie in de
filmwereld vooral te danken aan de karrenvracht filmsterren die elk jaar weer
naar de mondaine badplaats afreist.
The Great Gatsby
De echte megasterren vind je vooral in Hollywoodfilms, en wellicht daarom zien
we de laatste jaren steeds meer Amerikaanse films in Cannes opduiken. Alleen bij
die films gaan de sterren over de rode loper. Dit jaar worden daar onder meer
verwacht: Robert Pattinson, Kristen Stewart, Julianne Moore, Meryl Streep,
Hilary Swank, Rosario Dawson, Channing Tatum en Steve Carell.
Maar de
sterren moeten meer dan alleen mooi zijn en opzitten. De overvloedig aanwezige
pers verwacht ook een stukje van hun roem. Wat dat inhoudt voor de sterren kon
ik vorig jaar goed zien bij de interviews voor The Great Gatsby. De setting van
de interviews was schilderachtig mooi (in de tuin van paleishotel Du Cap), maar
verder was het vooral lopendebandwerk. De hele dag vijf minuten-interviews met
de verzamelde wereldpers. En voor de meest gewilde ster uit die film,
hoofdrolspeler Leonardo Di Caprio, betekende dat een werkdag van 11.00 tot 18.00
uur. Min lunch- en plaspauzes komt dat neer op zestig keer uitleggen hoe fijn
het werken was met regisseur Baz Luhrman.
The Piano
Ondanks al dat harde werk gaan de Amerikaanse films er in Cannes zelden met de
hoofdprijs, de Gouden Palm, vandoor. Die gaat traditiegetrouw naar een kleinere
arthouse-titel. En de grootste kanshebbers dit jaar zijn dan ook Deux jours,
une nuit van de gebroeders Dardenne (die er al twee op zak hebben), Leviathan
van de Rus Andrei Zvyagintsev, Winter Sleep van de Turk Nuri Bilge Ceylan en
Still the Water, van de Japanse Naomi Kawase.
Kawase vormt dit jaar samen met de Italiaanse Alice Rohrwacher (Le meraviglie) de enige vrouwelijke inbreng in de hoofdcompetitie. Twee vrouwelijke regisseurs op in totaal achttien geselecteerde films – dat is niet veel, maar altijd nog een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar, en oneindig veel meer dan 2012, toen alleen films van mannen geselecteerd waren.
En wie weet wint er dit jaar een vrouw. De
omstandigheden zijn in ieder geval gunstig, want de jury staat onder leiding van
Jane Campion, de Australische filmmaakster die nog steeds de enige vrouw is die
ooit een Gouden Palm won (voor The Piano in 1993). En diezelfde Campion zei
ooit: ‘Ik kijk graag naar werk van vrouwelijke regisseurs, want die maken immers
de helft van de wereldbevolking uit en hebben het leven geschonken aan de hele
wereld. Zonder hun verhalen en films zullen we nooit het hele verhaal kennen.’
Busch’ top 3
De drie films waar ik op deze editie van Cannes het
meeste naar uitkijk zijn, in willekeurige volgorde:
De apocalyptische
thriller The Rover van de Australiër David Michod, die eerder het prachtig
broeierige misdaaddrama Animal Kingdom maakte.
Het ongetwijfeld verontrustende Force majeure van de Zweed Ruben Östlund, die me drie jaar geleden bij Play, zijn vorige film in Cannes, nog verontwaardigd verwensingen naar het doek liet roepen.
Lost River, het regiedebuut van Hollywoodster Ryan Gosling, die met zijn hoofdrol in Nicolas Winding Refns gewelddadige sprookje Drive, dat in 2011 in Cannes in première ging, doorbrak bij het filmhuispubliek.