In de film Faustrecht der Freiheit (De tol van de vrijheid) uit 1975 zien we
een jonge homoseksuele man die een half miljoen Duitse marken in de lotto wint.
Hij is veel te goedgelovig en laat zich uitbuiten door een minnaar die niet te
vertrouwen is. Aan het einde van de film ligt hij blut en dood op de grond in
een metrostation, vermorzeld door de harde realiteit van het naoorlogse West-
Duitsland. Dit is zomaar een van de 44 speelfilms en tv-series die Rainer Werner
Fassbind er – van oorsprong theatermaker – regisseerde tussen 1969 en 1982.
Zoals vaker speelde hij zelf de hoofdrol, met zijn leren jasje, bleke huidskleur
en vettige haar als verdwaald in de wereld.
Een film van
Fassbinder gaat altijd over een persoonlijk conflict dat maatschappelijke
spanningen weerspiegelt en daarmee is zijn oeuvre, hoe individueel en
autobiografisch ook, nauw verbonden met de West-Duitse samenleving van de jaren
zestig en zeventig. Zijn wereldbeeld is rauw en meedogenloos, het is eten of
gegeten worden, de zwakken verliezen het altijd van de sterken. De biseksuele
Fassbinder zelf (1949- 1982) wordt door zijn omgeving omschreven als een genie
en een beest, een man die erop los leefde – in een uur kon hij twintig
sigaretten roken en een halve fles whiskey leegdrinken – en die zijn acteurs
psychisch kapot maakte wanneer hij dacht dat dat nodig was voor een film. Dat
deed hij bijvoorbeeld tijdens het draaien van het claustrofobische drama Die
bitteren Tränen der Petra von Kant (1971). De gemoedstoestand waarin we de
personages zien in die film, was een staat waarin zijn acteurs zich ook echt
bevonden, omdat Fassbinder ze kleineerde of onmogelijke eisen aan ze stelde,
zoals een tekst van drie pagina’s in tien minuten uit je hoofd leren.
Hij was een extreem productief cineast, die nooit meer dan vier uur per nacht
sliep en geen belasting betaalde. ‘Slapen kan ik als ik dood ben,’ zei de
kunstenaar die altijd op afbetaling leefde, in een autodestructieve vlucht naar
voren, totdat hij op zijn 37ste bezweek aan een suïcidale cocaïneverslaving. Dat
is inmiddels dertig jaar geleden en, zoals blijkt uit de documentaire
Fassbinder, op dit moment te zien in de Duitse bioscopen, zijn de mensen die met
hem gewerkt hebben nog steeds niet helemaal van hem bekomen. ‘ik heb geen zin
meer om lelijke dingen over hem te zeggen, hoewel hij natuurlijk geen engel was
,’ zegt een actrice eufemistisch over de mens Fassbinder, ‘maar tegelijk was hij
juist wel een engel, omdat hij het leven van de meesten die met hem gewerkt
hebben veel interessanter gemaakt heeft
.'
Snel leven, jong sterven. Regisseur Fassbinder was een briljant monster dat de Duitse cinema op zijn kop zette.