Fedja van Huêt: ‘Nee, ik zou ook niet direct aan mezelf hebben gedacht voor
de hoofdrol in J. Kessels. Toen ik het scenario ontving, had ik het boek van P.F
. Thomése nog niet gelezen, en ik dacht alleen maar: wow, wat een weird verhaal
, wat gaaf dat dit gemaakt kan worden, zo’n rare roadmovie met zo’n dwaas duo in
de hoofdrol. Want meestal wordt er in de Nederlandse filmwereld toch behoorlijk
op safe gespeeld. Erik de Bruyn, de regisseur, is een vriend van mij met wie ik
al een paar keer heb samengewerkt, maar ook hij dacht niet in eerste instantie
aan mij voor de hoofdrol. Het ging meer zo van: met Fedja kun je veel kanten op
, dus laat hem ook maar langskomen voor een auditie.
Frans, de
hoofdpersoon in J. Kessels, is geënt op P.F. Thomése zelf, dus aanvankelijk zag
ik die vooral voor me. Ik lijk fysiek helemaal niet op hem, dus kon niet meteen
bedenken hoe ik hem zou spelen. Ik heb een beetje gekeken hoe Thomése loopt en
praat, en voor de auditie heb ik maar een bril op gezet en m’n haar getoupeerd.
Vervolgens ben ik met Erik gewoon gaan proberen. Werkt dit, werkt dat? Wat als
ik zo’n stem opzet? Het was echt een zoektocht, dat maakte de casting heel leuk
om te doen. Uiteindelijk vonden we een stijl waar we allebei tevreden mee waren
.
Ik heb Thomése zelf één keer ontmoet, tijdens een etentje van
de producent. Toen heb ik hem wel naar het personage gevraagd, hoe hij bepaalde
dingen had bedoeld en zo. Dat was genoeg. Hij wilde zich liever niet met de film
bemoeien en dat leek mij een logische keuze.’
De 35ste editie van het Nederlands Filmfestival is een goede voor Fedja van Huêt. De acteur is te zien in maar liefst acht producties, waaronder openingsfilm J. Kessels. ‘Ik heb fases gehad waarin ik steeds weer gevraagd werd om van die getormenteerde jongens te spelen. Nu kan ik veel meer afwisselen.’
Reünie
‘J. Kessels is in essentie een buddy-film, waarin we de
bizarre belevenissen van de schrijver Frans Thomése en zijn beste vriend – en
favoriete romanpersonage – J. Kessels volgen. Ik heb in de auditiefase vele
Kesselsen tegenover me gehad, maar met Frank Lammers had ik de beste klik. Niet
vreemd natuurlijk, we hebben al heel veel samen gespeeld. En zo werd J. Kessels
dus een soort reünie van Wilde mossels, de film die Erik, Frank en ik vijftien
jaar eerder samen maakten. We hebben eerst uitvoerig overlegd over de aanpak –
komedie is vaak vrij technisch, je moet goed letten op timing en mise-en-scène.
Maar zodra het filmen begon, konden we meteen gaan; als je elkaar zo goed kent
ben je samen ook al veel stations gepasseerd, heerlijk is dat. We hadden op de
set veel lol met elkaar, ik denk dat dat ook wel aan het eindresultaat is af te
zien.
En ja, natuurlijk waren er ook de nodige déjà vu’s en
momenten van inkeer over het vervliegen van de tijd. Enerzijds voelde het alsof
er in vijftien jaar nauwelijks iets was veranderd, anderzijds was dat natuurlijk
wel zo. Wilde mossels maakten we als een stel jonge honden – die film was toen
heel belangrijk voor ons, en dat zal hij ook altijd blijven. Maar nu zijn we
toch eerder een stel ouwe lullen.’
Blasé
‘Natuurlijk stemt dat terugkijken nostalgisch, maar over het algemeen konden we
alleen maar concluderen dat we allemaal beter en professioneler zijn geworden.
Dat geldt zeker voor mij; ik zat destijds echt anders in m’n vel. Ik heb nu veel
meer rust en zelfvertrouwen. Mijn carrière was met een rotgang van start gegaan
; ik zat nog op de toneelschool toen ik de hoofdrol in Karakter mocht spelen.
Als je zo jong bent, verwacht je dat het almaar opwaarts zal blijven gaan, maar
dat is natuurlijk onzin. Je wisselt mooie dingen af met lelijke dingen, en dan
is er ook nog het gewone leven dat niet te voorspellen valt. Zeker in die eerste
jaren had ik geluk dat ik veel toneel speelde, want de filmrollen lagen toen
echt nog niet voor het oprapen. Wat dat betreft is er veel veranderd, zeker met
de komst van goede televisieseries. Ik heb fases gehad waarin ik steeds maar
weer gevraagd werd om van die ernstige, getormenteerde jongens te spelen. Nu kan
ik veel meer afwisselen. En dat past ook bij mij; het klinkt misschien blasé om
van jezelf te zeggen, maar ik ben wel een breed acteur, ik hou ervan om te
transformeren. Als je Penoza naast Overspel zet, en Fransje in J. Kessels naast
Leen in Wilde mossels of Marco uit Nachtrit, dan is dat niet allemaal hetzelfde
.
Dat neemt niet weg dat het Nederlandse filmwereldje erg klein
is. Op het Nederlands Filmfestival zie je telkens dezelfde gezichten, die elkaar
dan allemaal prijzen gaan overhandigen. Daar kan ik wel om lachen. Maar dat
bedoel ik niet cynisch hoor; ik tel m’n zegeningen, in dit vak moet je nooit
iets voor lief nemen. Ik heb er wel begrip voor dat sommige collega’s het in het
buitenland proberen, en ik vind het fantastisch als dat ze lukt. Maar zelf heb
ik op dat gebied geen grote ambities – al heb ik wel in wat Duitse producties
gespeeld, en met Theatergroep Hollandia en Toneelgroep Amsterdam de hele wereld
over gereisd. Uiteindelijk maakt het weinig uit waar je speelt, het draait toch
altijd om hetzelfde: dat je met een groepje mensen iets moois probeert te maken
. Dat proces, dat samen ergens helemaal voor gaan, wat het ook is, maakt mij
verreweg het gelukkigst.’