Een beroepsverbod en dreigende gevangenisstraf weerhielden de Iraanse regisseur Jafar Panahi er niet van zijn 'onvertoonbare' film Taxi Teheran te maken. Daarin verkent hij de grenzen van het toelaatbare – een taak voor elke filmmaker.

Geen stropdas voor de goeien, geen geweld en geen zwartkijkerij. Geen politieke of economische onderwerpen en geen contact tussen mannen en vrouwen. Het kleine nichtje van de Iraanse filmmaker Jafar Panahi lepelt de regels op voor haar korte filmopdracht voor school. 'Zodra we ook maar iets problematisch tegen komen, kunnen we zelfcensuur toepassen, zei de juf.' Ze is een van de passagiers die Panahi als taxichauffeur vervoert tijdens een filmlange rit die symbool staat voor de staat van het land en de onvrijheid van de maker, die al rijdend en filmend de hem voorgeschreven grenzen uitdaagt en oprekt. Want ook al lijkt het aanvankelijk een documentaire film; Panahi nam van begin tot eind het stuur stevig in handen. 
 
Nadat de film op het Filmfestival van Berlijn werd bekroond met de Gouden Beer, riep hij de Iraanse regering op zijn film te vertonen in eigen land. Maar daar is de onwelgevallige waarheid nog steeds niet welkom. Dat is zij natuurlijk zelden. Zo bleek in april in Turkije de documentaire Kuzey (het Noorden), over Koerdse verzetsstrijdsters, aanleiding voor een rel op het Internationale Film Festival van Istanboel. Bij gebrek aan een vergunning verboden de autoriteiten de vertoning van de film, waarna de makers deze terugtrokken bij wijze van protest. Een voorbeeld dat door 22 solidaire Turkse collega- filmmakers werd gevolgd. Daarop kwam veel kritiek, want kwam dat niet neer op zelfcensuur die het debat in de kiem smoorde? Pas wanneer de film ondanks het verbod zou zijn vertoond, zou er een discussie mogelijk worden over het onderwerp dat erin wordt behandeld.

Edward Snowden in Citizenfour

Nijdig 
Ondertussen blijkt ook in het 'vrije' Westen de ruimte van filmmakers onder druk te staan om onwelgevallige opvattingen uit te dragen. Kijk en huiver bij het zien van Citizenfour, de Oscarwinnende documentaire van Laura Poitras over hoe Edward Snowden zijn vrijheid offert om aan het licht te brengen hoe het grondrecht op privacy door Westerse regeringen in het geheim is uitgehold. Door zich aan het verhaal van Snowden te committeren, wist  Poitras dat ze de machtigste mensen ter wereld nijdig zou maken. En dat vraagt een fikse dosis moed.
 
Hoe staat het dan met de vrijheid van filmmakers in Europa, een half jaar na de aanslag op de kritische collega-kunstenaars van Charlie Hebdo in Parijs? Indiewire inventariseerde begin dit jaar hoe het zat met zelfcensuur onder filmmakers en kwam met enkele opmerkelijke uitspraken. ' Onze ervaring is dat de grootste vijanden van vrije meningsuiting niet de bivakmuts- dragende maniakken zijn die met wapens zwaaien, maar bureaucraten en managers die handelen namens een of ander imaginair publiek dat beschermd moet worden... je weet wel; voor hun eigen bestwil.' Dat schreven de filmmakende partners Kel O'Neill en Eline Jongsma, die twee jaar geleden The Empire Project maakten, een experimenteel documentair onderzoeksproject over de onbedoelde en vaak controversiële consequenties van Nederlands kolonialisme. 'We hebben meegemaakt dat partnerorganisaties ons lieten vallen omdat onze onderwerpkeuze hen niet beviel, en we zijn potentiële financiering kwijtgeraakt omdat we onze visie niet wilden buigen naar de grillen van de mensen met de geldzakken. Het is niet altijd makkelijk om de weg van de meeste weerstand te nemen en vast te houden aan je visie, maar dat leert je wel om zelfvoorzienend te zijn.' 

Vrijheid
Na de moord op Theo van Gogh, tien jaar geleden, is Submission Part I, de controversiële film van Ayaan Hirsi Ali over de ondergeschikte rol van vrouwen in de islam, in Nederland nooit meer vertoond . Het summiere debat erover sinds de eerste en enige vertoning werd gesmoord onder verwijzing naar staatsveiligheid: daarmee werd het een onvertoonbare film . De economische en Europese crisis, discriminatie, islam, feminisme, de oprukkende controlestaat en robotisering zijn maar enkele van de grote thema’s van deze tijd. Waarom zijn die in Nederlandse speelfilms anno 2015 niet of nauwelijks terug te zien? Waarom wordt de vrijheid om controverses of taboes aan te kaarten niet benut? Omdat die vrijheid er niet is, maar genomen moet worden . De jonge filmmaker Sam de Jong daarover in een interview met Cineville: 'De budgetten waarmee je op de Filmacademie werkt, zijn best wel enorm. Dat gaat vaak ten koste van de creativiteit. Ik had het gevoel dat iedereen over mijn schouder meekeek. Ik voelde me heel erg bekneld. Zo’n klimaat levert nette films op. Datzelfde probleem zie je eigenlijk in de hele Nederlandse filmindustrie.' Later deze maand komt De Jongs eigenzinnige speelfilmdebuut Prins in de bioscoop , dat hij met een bescheiden budget, maar meer vrijheid maakte. Een postmoderne potpourri van invloeden, over een zeventienjarige jongen en de straat. Omdat die eigenzinnigheid zich niet als een hapklaar brokje laat marketen, viel het niet mee om een distributeur te vinden.

Terug naar Taxi Teheran. We zien hoe het kleine meisje gefrustreerd raakt. Ze wil braaf zijn en een vertoonbare film maken, maar komt tot de ontdekking dat de onwelgevallige waarheid zich maar niet naar de voorschriften laat voegen, hoezeer ze het ook probeert. Haar door de wol geverfde 'oom Panahi' loodst haar ondertussen kalm en vastberaden door de stad.