Na bijna vijftig films zou je het bijna vergeten, maar Woody Allen is behalve een komisch genie ook een virtuoos stilist.

Wie de slechte beeldkwaliteit voor lief neemt, kan online de enige film van Woody Allen vinden die bijna niemand gezien heeft. Twaalf jaar voor Zelig maakte Allen in 1971 voor de publieke zender pbs een andere mockumentary: het 26 minuten durende Men of Crisis: The Harvey Wallinger Story, met zichzelf in de rol van Harvey Wallinger, een Kissinger-achtige adviseur van president Nixon. ‘ Ik wil een gerechtelijk bevel tegen The Times,’ schreeuwt de machtsgeile Wallinger door de telefoon. ‘Want het is een New Yorkse, Joodse, communistische , linkse, homoseksuele krant. En dat is alleen nog maar het sportkatern.’ In Men of Crisis heeft Allen zichzelf als Wallinger handig in een montage van nieuwsbeelden geplaatst, zodat het lijkt alsof hij persconferenties geeft en Nixon en zijn ministers in speeches naar hem verwijzen. Zo overtuigend blijkbaar dat pbs de uitzending op het laatste moment tegenhield uit angst voor represailles van de regering.
 
Woody Allen (New York, 1935) heeft in een halve eeuw bijna vijftig films gemaakt. Voor 2016 staan alweer een film en voor het eerst ook een televisieserie gepland. In zijn werk bedient hij zich van veel verschillende stijlen, en toch wordt vaak vergeten dat Allen naast een komisch genie ook een virtuoos stilist is. Behalve Annie Hall en Manhattan, die door veel mensen nog steeds als Allens beste films worden gezien, waren namelijk al zijn films uit de eerste vijftien jaar parodieën op – of juist hommages aan – andere genres en stijlen. Geen slappe imitaties, maar films waarmee Allen zijn onmiskenbare signatuur ontwikkelde. 
 
Slapstick

In de nepbiografie Take the Money and Run uit 1969 wilde Allen de cinema verité -stijl van documentaires parodiëren die dankzij handcamera’s en draagbare audioapparatuur populair was geworden. Het was een experiment, bedoeld om een vorm te vinden voor de typetjes die hij in z’n standupcomedyshows in de jaren daarvoor had ontwikkeld. Virgil Starkwell heette zijn personage in Take the Money and Run, een klunzige bankrover en tasjesdief. Klassiek is de scène waarin hij een bank overvalt met een onleesbaar dit-is-een-overvalbriefje waarna het hele personeel zich erover buigt, maar Allen bewijst in wat hij als zijn eerste echte regieklus beschouwt ook meteen dat hij het hele spectrum van visuele grappen beheerst. Van regelrechte onzin als het laten meespelen van een cello in een fanfare tot de slapstick van het geworstel met een automatische wasvouwmachine in de gevangenis.
 
Daarna kwam Bananas, een hommage aan Duck Soup van de Marx Brothers, waarin Allens personage om indruk te maken op z’n links-activistische ex naar het eilandstaatje San Marcos reist om de revolutie te helpen, maar per ongeluk de nieuwe dictator wordt. In de zeven hoofdstukken van Everything You Always Wanted to Know About Sex * But Were Afraid to Ask parodieerde hij gothic horror, Italiaanse films uit de jaren zestig, televisiequizzen en sciencefiction. Sleeper, over een man die voor een kleine operatie naar een ziekenhuis gaat, maar 200 jaar later wakker wordt, was niet alleen een sciencefictionparodie, maar ook een eerbetoon aan de stille film . In scènes waarin Allen een zwijgende huishoudrobot speelt of worstelt met hypermodern voedsel of een gigantisch opblaaspak, grijpt hij terug op de humor van Chaplin, Keaton en Harold Lloyd. 



Pathologisch 
Door zo openlijk met stijlen te spelen, heeft Allen zich altijd kwetsbaar opgesteld, want hij had zich gemakkelijk kunnen verliezen tussen al die invloeden van anderen. Er was ook zeker niet alleen applaus. Veel critici en fans wisten in 1978 niet wat ze aan moesten met zijn eerste serieuze film Interiors, over de crisis van drie zussen na de scheiding van hun ouders, een eerbetoon aan zijn grote held Ingmar Bergman. Maar daarna kwam Manhattan, Allens hommage aan zijn geboortestad New York en alles werd hem vergeven. 
 
In 1980 volgden nog Stardust Memories over de midlifecrisis van een filmmaker, een eerbetoon aan Fellini’s 8½, toen A Midsummer Night’s Sex Comedy en het nog steeds ondergewaardeerde Zelig, Allens briljante mockumentary over de Joodse Leonard Zelig, die zich pathologisch aanpast aan de mensen bij wie hij in de buurt is, zowel geestelijk als fysiek. Een commentaar, zegt cultuurcriticus Irving Howe in de film, op the Jewish experience. 

Ondanks al die hommages en vormexperimenten had Allen wel degelijk een eigen stijl. Het doorbreken van de vierde muur met het publiek zoals in Play it Again Sam en Annie Hall, de hypochondrie, de visuele grappen, het conflict tussen romantiek en realiteit en de personages die gemangeld worden door hun eigen verlangens zijn vaste ingrediënten geworden. 
 
De laatste jaren zijn zeker niet al zijn films geslaagd, maar toch is Woody Allen een unieke verschijning. Hij zelf zegt altijd dat zijn films zich niet kunnen meten met die van Bergman of Antonioni, en misschien is dat ook wel zo. Maar dat neemt niet weg dat er nauwelijks een andere filmmaker rondloopt met bijna tien meesterwerken op zijn naam.

 

Woody Allen bij EYE en VPRO

Eye Amsterdam organiseert van 9 juli t/m 9 september het retrospectief De komedies van Woody Allen. Dertig films worden vertoond, van early funny ones uit de vroege jaren zeventig tot de nieuwe film Irrational Man.

Op televisie zendt de VPRO in augustus vier films van Woody Allen uit op NPO 2: Match Point (7 augustus), Annie Hall (14 augustus), Midnight in Paris (21 augustus) en Manhattan (28 augustus).

Op 18 juli organiseert VPRO in samenwerking met Eye een speciale Woody Allen-middag met twee door VPRO Cinema geselecteerde films (Sleeper en Hannah ander her Sisters) en inleidingen door VPRO Cinema- journalist Ronald Rovers.
Klik hier voor meer info en kaartverkoop