‘Ben je eigenlijk wel een mens?’ laat vader Winfried Conradi (Peter Simonischek) zich ontvallen tegen zijn volwassen dochter Ines (Sandra Hüller), wanneer zij hem probeert weg te werken tijdens zijn spontane bezoek aan haar in Boekarest. Daar is zij business consultant bij een multinational, een veeleisende baan die haar leven tot in de kleine, ‘sociale’ uurtjes bepaalt.
In de Duitse tragikomedie Toni Erdmann – de verrassende sensatie van Cannes – blaast vader Winfried de aftocht om kort daarop zijn rentree te maken op de werkvloer als ‘consultant en coach’ Toni Erdmann: een wat wanorderlijk ogende zestiger in pak, met een halflange donkere pruik en een rij rommelige neptanden onder de bovenlip. Ines herkent haar vader direct in zijn vermomming, maar is te verbluft om hem te ontmaskeren, ook uit angst voor carrièreschade. Dus speelt ze het spelletje voor collega’s mee, maar snauwt ze hem af zodra die buiten gehoorsafstand zijn.
Regisseur Maren Ade baseerde haar Duitse Toni Erdmann op de Amerikaanse Tony Clifton, een alter ego met cultstatus van de legendarische, absurdistische Amerikaanse standup-performer Andy Kaufman. Die maakte eind jaren zeventig, begin jaren tachtig furore met ontregelende optredens waarin hij sociale conventies aan zijn laars lapte en lijnrecht tegen de verwachtingen van zijn publiek in ging. Dat bleef vaak in opperste staat van verwarring achter vanwege Kaufmans rolvastheid en omdat het verlossende woord dat het slechts een grap betrof, steevast uitbleef. Door Kaufman ontketende broodjeaapverhalen konden soms jaren naijlen, omdat ze enthousiast werden gevoed met nieuwe verwarrende episodes. Met als bijeffect dat van Kaufmans ontijdige dood in 1984 door longkanker werd aangenomen dat die ook wel in scène zou zijn gezet.