Met veertien Oscars voor Beste niet-Engelstalige film (meer dan welk ander
land ook) en twaalf hoofdprijzen in Cannes (nummer drie, na Amerika en thuisland
Frankrijk) blaast Italië zijn partij wel mee in de wereld van de cinema. Maar
de Italiaanse palmares mag dan indrukwekkend zijn, de jaren dat het land de
filmwereld de richting wees liggen alweer een tijdje achter ons.
Waar zijn regisseurs als
Roberto Rossellini,
Luchino Visconti en
Vittorio de Sica, die kort na WOII aan de basis stonden van het neorealisme
? Of eigenzinnige meesters als
Federico Fellini,
Pier Paolo Pasolini en
Michelangelo Antonioni, die in de jaren zestig en zeventig grote invloed
hadden op hun collega’s wereldwijd? Antonioni, met zijn contemplatieve,
uitgebeende filmstijl, wordt zelfs nu nog vaak door jonge filmhuisfilmers
aangehaald als hun grote inspiratiebron.
Sinds dit nog steeds
illustere rijtje regisseurs van het toneel verdween, gebeurde er maar bar weinig
aan het Italiaanse filmfront. In de jaren tachtig, negentig en nul waren er
incidenteel wel internationale successen (bijvoorbeeld Giuseppe Tornatore’s
Nuovo cinema Paradiso, Roberto Benigni’s
La vita è bella en Nanni Moretti’s
La stanza del figlio), maar dat is ook precies wat het waren: incidenten.
Niet geheel toevallig valt deze dorre periode in de Italiaanse cinema samen met
de opkomst van de commerciële televisie en van televisiebaas en later president
van Italië, Silvio Berlusconi. Commerciële zenders hebben grote behoefte aan
films om al hun zendtijd mee te vullen. En omdat die films uitgezonden moeten
kunnen worden op prime time, en dus gericht zijn op een zo groot mogelijk
publiek, ligt de lat niet hoog. Bovendien werden onder Berlusconi de
filmsubsidies zo goed als afgeschaft, waardoor de artistieke film het jarenlang
erg zwaar had in Italië.
Herstel
In 2008 – de
rol van bunga bunga-president Berlusconi is dan zo goed als uitgespeeld – zijn
er de eerste tekenen van herstel. Maar liefst twee Italiaanse films worden in
Cannes bekroond: Paolo Sorrentino’s wervelende politieke biopic
Il Divo en Matteo Garrone’s moderne maffiaklassieker
Gomorra. De verzamelde filmpers heeft het al over een nieuwe bloeitijd van
de Italiaanse cinema, maar Sorrentino tempert – terecht – het enthousiasme. ‘
Twee films zijn nogal weinig voor een renaissance.’
Een renaissance
gaat inderdaad te ver, maar de Italiaanse cinema zit de laatste jaren wel
degelijk in de lift. Bijvoorbeeld dankzij diezelfde Sorrentino, regisseur van
Oscarwinnaar en filmhuishit
La grande bellezza (2013) en onlangs nog
Youth (2015). In zijn kielzog duiken ook weer steeds vaker Italiaanse films
op in de Nederlandse bioscopen.
De 73ste editie van de Mostra Internazionale d’Arte Cinematografica, beter bekend als het filmfestival van Venetië, wordt gehouden van 31 augustus t/m 10 september. VPRO Cinema doet verslag.
Relevant
Terwijl de Italiaanse cinema
opkrabbelt, gaat het ook steeds beter met het oudste filmfestival ter wereld,
het festival van Venetië (opgericht in 1932). Onder directeur Alberto Barbera
werd daar in 2012 een nieuwe koers ingezet. Dat moest ook wel, want het festival
was onder Barbera’s voorganger Marco Müller een gedrocht geworden. In amper
tien dagen werden er meer dan 200 films vertoond. En net als bij de commerciële
televisie staat bij dergelijke aantallen kwaliteit niet meer voorop.
Barbera ging strenger selecteren, maakte het festival kleiner (er gaan nu nog
maar zo’n vijftig films in première), en juist daardoor werd het aanzien weer
groter. En Barbera blijkt een uitstekende neus voor kwaliteit te hebben. Onder
zijn leiding beleefden de afgelopen drie edities
Gravity,
Birdman en
Spotlight hun wereldpremière in Venetië. Films die vervolgens handenvol
Oscars zouden winnen, waaronder twee keer die voor beste film (Birdman en
Spotlight). Wat dat betreft zijn de verwachtingen voor de openingsfilm van dit
jaar, La La Land van de jonge
Amerikaan
Damien Chazelle (
Whiplash), hooggespannen.
Kortom: Venetië is weer relevant.
Grote makers die hun films de afgelopen jaren liever in Cannes, Berlijn of
Toronto in première lieten gaan, maken dit jaar hun opwachting op het Lido.
Onder hen: de Amerikaan
Terrence Malick, de Duitser
Wim Wenders, de Bosniër
Emir Kusturica, en... de Nederlander
Martin Koolhoven.
Voor het eerst sinds
Zwartboek (Verhoeven, 2006), werd namelijk weer eens een Nederlandse film
geselecteerd voor de hoofdcompetitie. Met de wraakwestern
Brimstone maakt Koolhoven kans op de hoofdprijs in Venetië, de Gouden Leeuw
. En gezien de opvallende resultaten in de afgelopen jaren van Gravity, Birdman
en Spotlight, misschien op nog veel meer.
VPRO Cinema doet
uitgebreid verslag van het filmfestival van het filmfestival van Venetië. Op
Twitter, Facebook,
YouTube, Instagram én op
cinema.nl/venetie