'De wereld draait om onze pikken, dat is zo cool!' verkneukelt een minister
zich in de eerste vertelling van koningin Scheherazade in het filmisch drieluik
Arabian Nights (De sprookjes van duizend-en-een-nacht) van de
Portugese cineast Miguel Gomes. Maar als zijn erectie permanent blijkt, vergaat
de man het lachen.
Burleske spot en maatschappijkritiek gaan bij
Gomes (Tabu) hand in hand, in een uit vele verschillende registers puttende
verzameling verhalen, ondergebracht in drie delen van twee uur. In wat
nadrukkelijk geen boekverfilming is, leent Gomes het raamwerk van de Arabische
verhalenbundel voor een serie aan de realiteit ontleende fabels over zijn onder
het soberheidsbeleid zuchtende land.
Zoals koningin Scheherazade in
leven blijft zolang zij het wrede hart van haar koning met haar verhalen
vermurwt, zo ontleent Gomes zijn bestaansrecht aan de zeggingskracht van zijn
film. Nog voor de begintitels op het scherm zijn verschenen hebben we hem zien
wegvluchten uit een shot dat oogt als een cameratest die helemaal niet in het
eindresultaat thuis hoort. ‘Ik voel me alsof ik tegelijkertijd in het oog van
een storm als op een doodlopende weg zit,’ licht Gomes op de voice-over toe.
Hij speelt met conventies en met het kader van zijn film om de kijker ervan te
doordringen dat er vele waarheden zijn en dat dit ‘slechts’ zijn versie ervan is
. Een militante film maken, is hem te simpel; dat noemt hij het
tegenovergestelde van engagement, omdat het op voorhand een eenduidige,
clichématige verklaring veronderstelt vanuit het eigen gelijk, die blind maakt
voor nieuwe inzichten. Gomes schuift de bekende kaders en verklaringen juist
terzijde, en gaat zo met een open blik en oog voor complexiteit op expeditie
door een ongrijpbaar web van verbanden, in wat neerkomt op een ode aan een
verloren liefde: zijn Portugal.
De Portugese cineast Miguel Gomes leent het raamwerk van Duizend-en-een-nacht voor een verzameling waargebeurde fabels over zijn uiteenvallende land. Over wespenverdelgers en goudvinkenvangers, stijve piemels en een gelukzalige poedel.
Fabelwereld
En dus gaat het in dit drieluik met vele zijraampjes over een haan die op een verkiezingslijst belandt , een koe die over haar ontvoering vertelt, over een wespenverdelger en een stel illegale goudvinkenvangers. Er is een verhaal over een brandstichtende verliefde tiener, een ander over een voorvluchtige lokale misdadiger. Er is een vakbondsman met hartritmestoornissen die in de catacomben van een groter lichaam de dokter bezoekt. Gomes laat Scheherazade rondhangen met de blonde surfgod ‘ Peddelman’, vertelt over een huilende rechter en toont demonstrerende politiemannen die door collega’s in het gareel worden gehouden.
Vreemder dan fictie? Soms wel, maar meestal niet: praktisch alle verhalen hebben wortels in de realiteit, al speelt Gomes nadrukkelijk met de scheidslijnen. Een jaar lang liet hij researchers krantenberichten onderzoeken, waarop hij met zijn crew naar de plaats van handeling trok om zijn eigen visie op het gebeurde te ontwikkelen.
Veel van de rollen worden vertolkt door de betrokkenen zelf. Maar geloof niet alles wat Gomes zegt: soms verstrekt hij opzettelijk onjuiste informatie of zet hij onbeschroomd anachronismen in. Aan genreconventies of wetten van tijd en plaats laat hij zich niets gelegen liggen : de historisch geklede Scheherazade pakt rustig de motorboot naar een eiland vol maagden. In een documentair ogend deel vindt een goudvinkenvanger op een dag even vanzelfsprekend een djinn (sprookjeswezen) in zijn net. Fictief en documentair, bovennatuurlijk en reëel, absurd en grotesk, liefdevol en tragisch ; Gomes’ fabelwereld is zo veelvormig en multi-interpretabel als het leven zelf.
Misschien wel de mooiste vertelling gaat over Dixie, een
blijmoedige poedel die door Gomes wordt geïntroduceerd als ‘een gracieus en
intelligent dier.’ Terwijl het hoopje lopende krullen toch verdacht veel weg
heeft van een sullig schoffie dat slechts z’n neus achterna loopt. ‘Mensen en
honden hebben veel met elkaar gemeen,’ vervolgt Gomes lieflijk doch vilein.
Waarop we zien hoe Dixie om de haverklap van baasje wisselt, omdat er in zijn
mistige buitenwijkflat van armoede en ellende niemand is die de zorg voor hem
erbij kan hebben. Maar dat deert de immer kwispelende poedel niet, blind als hij
is voor de wereld om hem heen. De onwetenden zijn bij Gomes niet zalig, maar
gewoon dom. Het kwaad definiëert hij als een intense vorm van egoïsme. Onrecht
als een aaneenschakeling van narigheid.
Driegangenmaal
Gomes bewijst dat de reputatie van geëngageerde films – die zo ongeveer gelijk
staat aan een lepeltje levertraan: goedbedoeld, maar niet lekker – op een
misverstand berust. Maatschappijkritiek koppelt hij aan een virtuoos spel met
vertelvormen, structuur en perspectief. Op de geluidsband klinkt Lionel Richie’s
‘Say You, Say Me’ naast ‘Chaos Is My Life’ van de Schotse punkband The
Exploited. Scheherazade zingt Jamaicaanse reggae van Phyllis Dillon: ‘I found
you, the love of my life, in somebody else’s arms,’ waarmee ze de koning in de
beklaagdenbank zet.
Gomes serveert geen levertraan, maar een
verfijnd driegangenmaal; gevarieerd, voedzaam en lekker. Rond de 530ste nacht
komt het ten einde; net over de helft van de oorspronkelijke 1001. In interviews
liet Gomes doorschemeren dat het niet waarschijnlijk is dat hij zich nog eens
aan een dergelijk megaproject zal wagen. Maar we geloven natuurlijk niet alles
wat hij zegt.