Tijdens de rit door de glooiende wijnvelden, onderweg naar de Franse Atlantische kust op een warme zaterdagmiddag, is Michaël Dudok de Wit (1953) zichtbaar vermoeid. Sinds de zomer van 2013 werkt hij nu al meer dan een jaar lang vijf dagen per week van zeven uur ’s ochtends tot vaak tien uur ’s avonds aan zijn eerste lange animatiefilm The Red Turtle. Zelfs op zondag is hij te vinden in de animatiestudio van Prima Linea in Angoulême om de laatste correcties aan te brengen in de getekende scènes van zijn team en de komende week voor te bereiden. Op dit moment loopt hij dagelijks drie seconden animatie achter, te weten drie keer 24 tekeningen, oftewel 72 beelden per dag.
‘Hoe ik kan blijven functioneren en het volhouden?’ Met nog een jaar in een nog hoger ‘teken’-tempo van minstens zes seconden film per animator per dag in het vooruitzicht, verzucht hij: ‘Animatiefilms maken is monnikenwerk, het is zwoegen , soms ben je wanhopig. Je doet het niet voor het geld, het is een roeping, zelfs een obsessie. Het vak kent weinig glamour. De meeste tijd sta je alleen, heel alleen. Als de problemen te groot worden, probeer ik naar mezelf te kijken , afstand te nemen van mijn emoties en dan kan ik de situatie accepteren. De moeilijkheden zijn natuurlijk niet weg, maar ik vel er geen oordeel over. Na enige tijd voel ik me beter, meer ontspannen. De grote momenten van lijden worden dan minder pijnlijk.’
The Red Turtle van animator en regisseur Michaël Dudok de Wit werd onlangs in Cannes bekroond. Maarten Schmidt en Thomas Doebele maakten een portret van Dudok de Wit tijdens het tweeënhalf jaar durende productieproces.
Mooie pijn
Het uithoudingsvermogen van Michaël Dudok de Wit wordt al langer op de proef gesteld . Na de Oscar voor zijn ontroerende korte animatie Father and Daughter in 2001 vroeg de gelauwerde animatiestudio Studio Ghibli in Tokio in samenwerking met de Franse producent Why Not Productions ( De rouille et d’os, Un prophète) hem een tachtig minuten lange animatiefilm te realiseren. Tijdens onze eerste ontmoeting met Dudok de Wit in oktober 2013, was hij al zeven jaar bezig met de voorbereiding, vertelde hij aan de keukentafel van zijn negentiende-eeuwse Engelse eengezinshuis met erker en tuintje in Noord-Londen. Hij woont er al jaren met zijn Zwitserse vrouw en twee volwassen kinderen. Zijn jeugd bracht hij door in Laren (NH), maar de animatieopleiding in Genève en het Engelse Farnham bracht hem naar de Britse hoofdstad.
Na de zelfgemaakte broccolisoep toonde hij zijn zelfgebouwde studio-tuinhuisje, ‘my sanctuary’. In dit bescheiden ‘heiligdom' vertelde hij over The Red Turtle, waarin het thema ‘verlangen’ evenals in Father and Daughter opnieuw een belangrijke rol speelt: ‘Diep verlangen, ook al doet het soms pijn, vind ik naast de liefde het mooiste gevoel dat je kunt ervaren. Het kan je leven geheel beheersen, je doen en laten beïnvloeden en al dan niet bewust je keuzes bepalen . Verlangen doet pijn, maar kan ook heel mooi zijn; de droefheid in Father and Daughter is een mooie pijn, hij is puur.’
Ook al was de financiering van het relatief bescheiden budget van acht miljoen euro nog niet geheel rond, de voorbereiding van een enorm archief met foto’s van wolken, de branding van de zee en geluiden van vogels of de wind door een bamboebos, deels verzameld op de Seychellen, was reeds klaar. Net als de animatic, een prototype, dummy van de film die een idee geeft van de lengte, de montage en het ritme van de film. In meer dan 2000 gefilmde storyboards ontrolde zich het verhaal van een schipbreukeling die aanspoelt op een onbewoond tropisch eiland en na vergeefse pogingen om terug te keren naar zijn vaderland tegen wil en dank op het eiland een bestaan moet zien te vinden.
Persoonlijke stijl
Dudok de Wit leeft zich sterk in in zijn hoofdpersoon, bekent hij. ‘Maar ik maak hem interessanter dan mezelf. Ik heb een voorbeeld nodig om een personage te ontwikkelen; een goed animator neemt altijd iets van zichzelf over. Uitgaande van een realistisch gestileerde, gecontroleerde beweging, breng ik een persoonlijke handtekening, een persoonlijke poëzie aan. Dat is het geheim van animatie; in Father and Daughter is elk detail van het meisje op de fiets persoonlijk. Elk detail in je leven is immers persoonlijk en als je dat exploiteert, wordt de animatie rijk.’
De handgetekende tachtig minuten durende speelfilm The Red Turtle neemt tweeënhalf jaar productietijd, langer dan die van de computer-animatiefilms van Disney of Dreamworks. Dudok de Wit zal door de omvang van de film nauwelijks zelf tekenen, maar met een team van twintig tot dertig animatoren werken en dat betekent een ‘enorme uitdaging ,’ zei hij enigszins beducht in Londen. ‘Ik moet de regie houden en mijn persoonlijke stijl waarborgen.’
De ‘enorme uitdaging’ van het teamwerk ervaart Dudok de Wit al meer dan een jaar dagelijks aan den lijve, als we hem in september 2014 opnieuw opzoeken. Hij werkt met zijn character animators, background en special effects artists, composers en een 3D-designer in studio Prima Linea, een oud, verwaarloosd pand met hoge kamers en verveloze muren midden in het middeleeuwse centrum van Angoulême, de Franse hoofdstad van de strip en animatie. Zijn team, afkomstig uit heel Europa, tekent urenlang op hun computerscherm, aan de animaties van aanspoelende golfjes op het strand, met op het hoofd muziek variërend van techno, metal tot de soundtrack van een geliefde animatiefilm. Aan de wand hangt een breakdown van in totaal 636 scènes , weergegeven in verschillende kleuren al naar gelang het tijdstip van de dag en de nacht in de film. Conform Dudok de Wits zucht naar eenvoud, kent de film geen dialogen en character animator Toni Llobet legt uit hoe moeilijk dit is: ‘ Het ene personage in de film weet niet wat de ander denkt; je moet hun gevoelens aan de bewegingen kunnen aflezen.’ Bovendien is het lastig om precies te begrijpen wat Michaël wil, vervolgt de Spanjaard. ‘Hij verlangt de verbeelding van een emotie in een paar rake lijnen, maar wel met de nodige details. Om die essentie te bereiken, dat is niet eenvoudig.’
Sterren in de nacht
Afgescheiden van zijn medewerkers zit Dudok de Wit in een zijkamertje op de bovenste verdieping van het pand. Zijn computerscherm is voorzien van een postbakje met tekeningen die wachten op zijn goedkeuring. De animatie van de krab keurt hij af. ‘Krabben lopen niet vooruit maar zijwaarts.’ De aarzeling van de sprong over een kloof duurt te lang voor een zo kleine sprong. ‘De man moet iets kleiner worden, zodat de sprong groter wordt.’ De broek van de hoofdpersoon heeft te veel plooien en lijnen. Dat gaat veel tijd kosten om goed te animeren, meent hij. ‘Ik haal de heupband weg.’ Het bamboevlot in 3D dat een fikse tijdbesparing zal opleveren, krijgt zijn goedkeuring. ‘Het zal straks in alle posities kunnen bewegen, waardoor de animator het van alle kanten kan gebruiken zonder het zelf te hoeven tekenen. Met 26 verschillende onderdelen, alle geprogrammeerd in 3D, bouwt de hoofdpersoon in het verhaal driemaal een vlot van verschillende afmeting. Het is net lego.’
De background artist, verantwoordelijk voor de kleurstellingen, het licht en de decors, de wolken, bomen en het strand, loopt binnen om te informeren of hij de streepjes tegen de hemel, de regen, verder zal uitwerken. Dudok de Wit schrikt: ‘Dat zijn sterren in de nacht!’ Een moment later concentreert hij zich weer op het bijwerken van een minuscuul boomblaadje in het tropische bamboebos.
Smalle schaduw
Eigenlijk is het nooit goed genoeg, verzucht Dudok de Wit die zaterdagmiddag tijdens de rit door de glooiende wijnvelden met een blik op het château van een gerenommeerd cognachuis onderweg naar de Frans-Atlantische kust. ‘Ik wil alles altijd nog een beetje bijwerken, mooier maken, en elke keer dat ik dat doe, raak ik weer meer achterop.’ Eenmaal aan het brede zandstrand, neemt hij een duik in de aanrollende, hoge golven en lijkt zich even in het decor van zijn eigen film te bevinden.
Documentairemakers leggen de realiteit vast en zijn afhankelijk van wat er zich voordoet. Een animatiefilmer verzint het verhaal en moet bij elke scène bedenken waar de camera staat, waar het licht vandaan komt, om pas daarna zijn animaties te kunnen realiseren. Na het zwemmen, als de zon al zakt, filmt Dudok de Wit met een kleine camera in het tegenlicht het water dat het strand opspoelt en weer terugrolt. ‘Die smalle schaduw tussen de witte schuimrand en het zand is interessant.’ Hij is een perfectionist, erkent hij. ‘ Ik kan niet aanvaarden dat iets klaar is. Elke dag ga ik naar huis met het gevoel dat ik het net niet goed genoeg heb gedaan. Ik werk naar een ideaal, terwijl ik weet dat ik dat nooit zal bereiken.’