In Kaguya-hime no Monogatari, zoals de film in het Japans heet, vindt een bamboehakker op een dag in een holle stengel van een bamboeplant een piepklein baby'tje. Hij neemt het meisje mee naar huis. Hij en zijn vrouw zijn dolgelukkig met hun nieuwe aanwinst en het meisje groeit als kool. Als hij in andere bamboestengels goudklompjes vindt, kan hij zich begeven in hogere kringen, om een waardige echtgenoot voor zijn inmiddels tot een charmante jongedame uitgegroeide dochter te zoeken.
In de film, gebaseerd op het wat plechtstatige duizend jaar oude Japanse sprookje Taketori Monogatari, is gelukkig volop ruimte voor humor, voor fijne, warme personages, maar ook voor een stevige portie melancholie.
Melancholie die de in Aziatische filmkunst geïnteresseerde filmliefhebber vast zal overvallen, als hij zich realiseert dat het hier waarschijnlijk gaat om een van de allerlaatste producties van Studio Ghibli. Die animatiestudio leverde onder leiding van de geniale Hayao Miyazaki meesterwerken af als Princess Mononoke en Spirited Away. Ghibli-films waren vooral geschikt voor een volwassen publiek vanwege de intelligente thematiek. En omdat ze soms best griezelig waren.
Ghibli-medeoprichter Isao Takahata heeft hier een beetje in de schaduw van Miyazaki gestaan, maar levert met The Tale of Princess Kaguya in elk geval een prachtige film af. Net zoals Miyazaki geeft Takahata zijn personages mooie, warme, menselijke karaktertrekken. Zijn grafische stijl is een tikje anders dan die van Miyazaki, minder strak, wat vloeiender, maar absoluut ook beeldschoon. De fraaie beelden worden ondersteund door een fijne subtiele soundtrack. Een heerlijke film, dus, om op een zondagmiddag te bekijken.