De aftiteling rolt over het scherm. De zaallichten van de AMC Garden State 16 bioscoop in New Jersey gaan weer aan. Orlando Quarless (35), half Afro-Amerikaans, half Panamees, staat op en kijkt met een glimlach naar het blanke stelletje dat tijdens de avondvoorstelling van Get Out naast hem zat. ‘Is dit echt hoe het voor jou is?’ vraagt het meisje. ‘Yep, min of meer,’ antwoordt Quarless.
Get Out, het regiedebuut van komiek Jordan Peele, is officieel een (komische) thriller. Maar het bloed dat in de tweede helft van de twee uur en tien minuten rijkelijk vloeit en zelfs de opgelichte schedelkap zijn de minst angstaanjagende aspecten van de film. De echte horror die Peele blootlegt, aldus de Amerikaanse media die vrijwel unaniem lovend zijn over de film, is het feit dat het postraciale tijdperk in Amerika een illusie is. Het land dat in 2008 en 2012 Barack Obama tot president koos, is níet voorbij rassenverschil en discriminatie.
Nu is dat sinds 8 november geen grote verrassing meer (Peele schreef en maakte Get Out in het Obama-tijdperk) maar in Peele’s film zijn het niet de gebruikelijke rednecks of zelfs Trump-stemmers die het gevaar vormen voor de Afro-Amerikaanse hoofdpersoon Chris, maar de links-liberalen. De vader van zijn blanke vriendin Rose bijvoorbeeld die hem bij de eerste ontmoeting vertelt dat hij voor een derde keer op Obama had gestemd, als het een optie was geweest, en hem constant ‘my man’ noemt om te laten zien hoe ruimdenkend hij wel niet is. Of vrienden van haar familie die hem spontaan vertellen dat ze Tiger Woods, ook Afro-Amerikaans, kennen en opgewonden aan Rose vragen of het waar is wat ze zeggen over donkere mannen in bed terwijl ze aan Chris’ spieren voelen.
En dan moet de echte horror nog beginnen.