Nog even, dan is China de lucratiefste filmmarkt ter wereld. Daar wil Hollywood uiteraard van profiteren. Verwacht dus nog veel meer in de lijn van de Chinees-Amerikaanse blockbuster The Great Wall, die deze week in première gaat.

Het grootste studiopark ter wereld moet het worden: het Oriental Movie Metropolis in de stad Qingdao, aan de Chinese oostkust. Op een bergtop boven het terrein schittert de naam alvast in enorme Chinese tekens – gemodelleerd naar Hollywood, maar dan net even groter, zoals opgaat voor bijna alles in het park. Vanaf 2018 moeten hier jaarlijks zo’n honderd Chinese film- en televisieproducties worden opgenomen, en dertig buitenlandse films, die op forse subsidies kunnen rekenen.

Het wordt een dure grap – de bedragen die worden genoemd variëren van vijf tot acht miljard euro – maar dan heb je ook wat: bijna vijftig studioruimtes (waarvan een zo groot als twee voetbalvelden, en twee onder water), megabioscopen, hotels, pretparken. Initiatiefnemer is vastgoedmagnaat Wang Jianlin, de rijkste man van Azië, die pas nog in The Hollywood Reporter bekende dat hij zelf vrijwel nooit een bioscoop bezoekt. Dat weerhield zijn bedrijf Dalian Wanda er echter niet van de afgelopen jaren diverse grote filmbedrijven te kopen (onder meer bioscoopketen AMC en filmstudio Legendary), een megadeal aan te gaan met Sony en zakelijk de oorlog te verklaren aan Disney. Als Wang iets te vieren heeft, laat hij sterren als Leonardo DiCaprio en Nicole Kidman per privéjet naar China vliegen.

Niet alle Amerikanen zijn blij met deze ontwikkeling. Wang heeft nauwe banden met de communistische regering van zijn land, die in 2011 nog aangaf dat China wereldwijd veel meer ‘culturele invloed’ moest gaan uitoefenen. Zowel in het Amerikaanse Congres als in de media is al bezorgd aan de bel getrokken: what’s next, door China gecensureerde, of zelfs procommunistisch getinte Hollywoodfilms? Moet de overheid niet ingrijpen?

Quotum
Volgens insiders zal het zo’n vaart niet lopen. Die stellen dat een zakenman als Wang zijn reputatie nooit op het spel zou zetten om een ideologie te pushen, en dat het Amerikaanse publiek zoiets bovendien nooit zou accepteren. Ook in Hollywood lijkt niemand bezorgd. Toen Wang vorig najaar in Los Angeles een presentatie van zijn Oriental Movie Metropolis hield, stonden de studiobazen en andere kopstukken in de rij om hem te feliciteren.

Logisch natuurlijk: de Chinese middenklasse groeit zo rap dat China naar verwachting nog dit jaar de VS zal inhalen als lucratiefste filmmarkt ter wereld. En daar wil iedereen van profiteren.

Toch is de argwaan niet helemaal ongegrond. China is een strenge handelspartner; de overheid tolereert van oudsher maar een handjevol westerse films in de bioscopen. Het huidige quotum ligt op 34 titels per jaar. Om de kiescommissie te paaien, zijn Amerikaanse producenten steeds vaker bereid om concessies te doen. Met andere woorden: China hoeft Hollywood niet te censureren, Hollywood doet het zelf wel.

Oriental Movie Metropolis

Neem de actiefilm Red Dawn uit 2012. Die was al bijna voltooid toen de producent besloot de Chinese vijanden toch maar te vervangen door Noord-Koreanen. Kostte een miljoen dollar aan computereffecten, maar vergrootte de winstkansen aanzienlijk. En het Tibetaanse personage The Ancient One uit de strip Dr. Strange was in de verfilming uit 2016 opeens Keltisch – Tibet ligt in China immers nogal gevoelig. Of wat te denken van spektakelfilms als 2012 (2009), Transformers: Age of Extinction (2014) en The Martian (2015), waarin de redding van Chinese zijde komt? Puur opportunisme.

Coproductie
Voor Hollywoodstudio’s die de Chinese quota willen omzeilen, is er nog een andere optie: een coproductie aangaan. Een film die minstens twintig procent Chinees geld bevat, wordt door de overheid niet meer als buitenlands bestempeld en valt dus buiten het importbeleid. Maar de eisen zijn des te strenger: zo’n film moet zich (deels) in China afspelen, een derde van de cast moet Chinees zijn, het land mag niet negatief worden afgeschilderd, en met ingrediënten als seks, geweld en het bovennatuurlijke is het oppassen geblazen.

Steeds meer Amerikaanse studio’s zijn bereid die voorwaarden te accepteren. Zo opende Warner Bros vorig jaar een dochteronderneming in Hong Kong, die meteen twaalf grote projecten aankondigde, en ging Steven Spielbergs productiebedrijf Amblin onlangs in zee met de Chinese internetgigant Alibaba, die zich ook op de filmmarkt wil storten.

De grootste coproductie tot nu toe is The Great Wall, een peperdure avonturenfilm waarin bloeddorstige monsters de Chinese Muur bestoken. De film heeft een Chinese topregisseur (Zhang Yimou, bekend van Hero, House of Flying Daggers en de opening van de Olympische Spelen 2008), Amerikaanse scenaristen en een gemêleerde oostwestcast, aangevoerd door Matt Damon. De Chinese première vond eind december plaats, de Amerikaanse volgt in februari. Om te zeggen dat de verwachtingen hooggespannen zijn, is een understatement: zal The Great Wall beide markten aanspreken en voldoende binnenhalen?

Het eindoordeel moet nog even worden afgewacht, maar op basis van de eerste recensies hoeft de champagne niet meteen open. Zowel oosterse als westerse critici noemen de film vlak en ongeïnspireerd.

Misschien hadden de makers nog even te rade moeten gaan bij grote baas Wang Jianlin, die tijdens zijn presentatie in Los Angeles opvallend scherp uit de hoek kwam: ‘Hollywoodfilms zijn niet wat ze geweest zijn. Als jullie de Chinese markt willen veroveren, moet de kwaliteit omhoog. Het Chinese publiek nam vroeger misschien nog overal genoegen mee, maar is inmiddels veel kritischer geworden.’