Een van de belangrijkste kenmerken van superheldenverhalen zijn de
kleurrijke kostuums die de personages dragen. Met dit uniform onderscheiden de helden en schurken zich van normale stervelingen en verhullen ze hun burgeridentiteit. In het geval van Tony Stark maken kleren zelfs de (Iron) Man, want zijn superkracht zit in het hightech harnas dat hij draagt. Zonder het harnas is hij een gewone sterveling, terwijl Superman nog steeds super is als hij in zijn boxershort rond zou vliegen.
Het superheldenkostuum is mede bepalend voor het succes van de held. De outfits van Batman, Superman, Spider-Man en Wonder Woman zijn iconografisch en universeel herkenbaar. Het is daarom beter dat kostuumontwerpers de filmversies zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke ontwerp uit de strips houden. Echter, die ontwerpen tekenen is één ding, maar het wordt een ander verhaal wanneer acteurs zich in dat soort outfits moeten hijsen. Tekenaars kunnen waar nodig sjoemelen om het pak er goed uit te laten zien, acteurs niet. Het helpt natuurlijk dat hun lichamen dankzij een streng trainingsregime de gespierde en geïdealiseerde vormen kunnen evenaren van getekende helden. Het filmkostuum zit acteurs tegenwoordig net zo strak om het lijf als in de comics.
Absurd
Toch stuiten kostuumontwerpers op enkele praktische bezwaren bij de vertaling van strip naar film. Een belangrijk bezwaar is dat de live-action versies kunnen benadrukken hoe absurd de meeste outfits eigenlijk zijn. Om die reden kreeg de schurk Green Goblin in de eerste Spider-Man-film (2002) van Sam Raimi een makeover en werd zijn trolachtige halloweenkostuum een geavanceerd harnas ontworpen voor militaire doeleinden, waarbij zijn masker een beschermende helm is geworden. Filmmakers benadrukken graag dat het dragen van het kostuum een praktische reden heeft, daarom zien Batmans kostuums er in de laatste films ook uit als een soort beschermend harnas.