Zonder twijfel zou schrijvende advocaat Heinrich Spoerl (1887-1955) zelf nog het meest verwonderd zijn over de generaties overstijgende populariteit van zijn debuutroman Die Feuerzangenbowle – Eine Lausbüberei in der Kleinstadt uit 1933. Of meer bepaald: over de klassiekerstatus van de tweede verfilming uit 1944 van Helmut Weiss met Heinz Rühmann. Die film, namelijk, is een Duits fenomeen. Bioscoopvoorstellingen waarbij het publiek de fruitige dialogen enthousiast meespreekt, themafeesten in periodekostuum, jaarlijkse tv-uitzending in de kerstperiode – meer dan zeventig jaar later borrelt Die Feuerzangenbowle alsof hij gisteren werd toebereid.
Wat is het geheime ingrediënt in deze winterpunch van rode wijn, specerijen en een forse, met overproof rum overgoten, traag flamberend-smeltende suikerklont? De universaliteit van middelbareschooltijdherinneringen? De nostalgische warmte van het verhaal, gesitueerd rond 1900 in een provinciestadje? Iets van allebei waarschijnlijk.
Tijdens een punch-en-sigarenavondje onder vrinden in het Berlijnse etablissement Zum Klosterstübchen besluit gevierd literator-dramaturg dr. Johannes ‘Hans’ Pfeiffer, die als enige amice van het petit comité in zijn jeugd privéles heeft genoten, om alsnog enkele weken gymnasiumleerling te worden.
Wat volgt, is, om Spoerl te citeren, ‘...ein Loblied auf die Schule, aber es ist möglich, daß die Schule es nicht merkt’. Kwajongensstreken uithalen, leraartje plagen, de bakvissen van de Mädchenschule aan de overzijde charmeren, er superieur-nonchalant met de Oberprima-pet naar gooien. Nee, niets groots, niets zwaarwichtigs, maar zowel tijdens als na school van levensvreugdebelang. Icoon Heinz Rühmann, in de eerdere filmadaptatie So ein Flegel eveneens de vlegel, speelt Pfeiffer (‘Mit drei f.’) op z’n aanstekelijkst: nonchalant superieur. Tijdloze klasse. Frohe Weihnachten allerseits, und es lebe die Feuerzangenbowle!