In het openingsshot van Kom en zie zwaait een tandeloos mannetje nijdig met een zweep, op zoek naar twee kwajongens die zich in de bosjes verstoppen. Zodra het oude baasje uit zicht is verdwenen, doen de jongens hem spottend na en vervolgens graven ze een geweer op uit een dichtgegooide loopgraaf – want wie een geweer heeft, mag bij de partizanen. Het is 1943 op het Wit-Russische platteland wanneer de vijftienjarige Forja vol verwachting straalt als de partizanen hem komen halen. Als een uit een propagandafilm afkomstige communistische held in de dop staat hij te trappelen om de nazi’s ervan langs te geven. Maar het duurt niet lang voordat de oorlog hem van al zijn illusies heeft beroofd.
Met Kom en zie (1985, oorspronkelijke titel: Idi i smotri), gebaseerd op de gelijknamige roman van Aleksandr Adamovitsj, opende regisseur Elem Klimov (1933-2003) een regelrechte aanval op de communistische oorlogsretoriek uit de propagandafilms onder Stalin en de officiële geschiedschrijving onder diens opvolgers. Klimov was zeker niet de eerste filmmaker die daar een alternatieve, menselijke geschiedenis tegenover stelde. Onder anderen Tarkovski ging hem voor, met Ivanovo detstvo (1962). Maar bijvoorbeeld ook Klimovs vrouw, Larisa Shepitko – als regisseur minstens zo bekend als haar man – die Voskhozhdenie (1977) maakte.