‘Deze film is compleet gestoord.’ Dat zei regisseur Todd Phillips 9 september jongstleden tegen het publiek op het filmfestival van Toronto, vlak voordat Joker daar vertoond werd. Zijn film was een week daarvoor al in première gegaan op het festival van Venetië, waar hij was onderscheiden met de Gouden Leeuw, de prijs voor de beste film van het festival.
Phillips’ woorden in Toronto waren niet alleen een belofte, maar ook een excuus. Want hoewel zijn film zojuist de Gouden Leeuw gewonnen had en het in Italië vijfsterrenrecensies had geregend, was er ook kritiek. Joker zou aanzetten tot geweld. Omdat hij begrip zou vragen voor zijn titelheld, de machteloze, miskende Arthur Fleck, die na een leven vol vernederingen doordraait en aan het moorden slaat. Waarna hij zou uitgroeien tot The Joker, de belangrijkste schurk in het Batman-universum.
Door zijn film gestoord te noemen, wees Phillips eventuele copycats én criticasters erop zijn film vooral niet te serieus te nemen.
Joker van Todd Phillips won de hoofdprijs op het filmfestival van Venetië, maar er was ook kritiek. De film zou aanzetten tot geweld.
Karakterstudie
Maar eerst terug naar het begin van Joker. Het is zomer 2016. Regisseur Phillips (bekend van ‘mannenkomedies’ als The Hangover) is bezig met de promotietour voor zijn nieuwe film War Dogs, een komedie over twee jonge wapenhandelaars. Tijdens die tour wordt hem regelmatig gevraagd welke films hij goed vond als kind, en hij beseft dat die films – One Flew over the Cuckoo’s Nest, Serpico, Taxi Driver – allemaal karakterstudies zijn. En dat die tegenwoordig nog maar zelden gemaakt worden. Omdat, zo klaagde hij tegen het Britse filmblad Empire, Hollywood tegenwoordig veel te veel op comics is gericht. ‘En toen bedacht ik: wat nou als we een karakterstudie doen van een van de comic-helden. En ik moest gelijk aan The Joker denken, omdat ik van chaos hou.’
Phillips wendde zich daarop tot Hollywoodstudio Warner Bros, de thuishaven van DC Comics (van superhelden Superman, Wonder Woman en Batman, en dus ook van The Joker). Zijn idee: we maken geen film over hoe het is om Joker te zijn, maar hoe het is om Joker te wórden. ‘Het was de manier om je te onderscheiden van concurrent Marvel [met superhelden als Iron Man, Spider Man en Captain Marvel, red.] In plaats van een plekje te zoeken in de schaduw van dat beest, doen we iets compleet nieuws. Zonder computereffecten.’ Wat alles bij elkaar niet meer hoefde te kosten dan dertig miljoen dollar, oftewel: een kleine of middelgrote film in Hollywood.
Freelanceclown
Warner Bros zag wel wat in het idee en gaf groen licht aan Phillips, die samen met Scott Silver meteen aan een script begon over de eenzame veertiger Arthur Fleck, die nog bij zijn moeder woont. De film speelt zich af in Gotham City, de fictieve megastad uit de Batman-comics, maar lijkt meer op het New York van begin jaren tachtig, toen het daar nog een enorme bende was. Fleck is een freelanceclown en lijdt aan een syndroom waarbij hij in onbedaarlijke lachbuien uitbarst. Daar wordt hij voor geholpen, maar Gotham heeft geen geld meer voor maatschappelijk werk en medicijnen, waarna het snel bergafwaarts gaat met Arthur.
Phillips had bij Fleck altijd acteur Joaquin Phoenix in gedachten, maar die had zo zijn bedenkingen. Zo had hij weinig zin in een superheldenfilm en al helemaal niet wanneer dat betekende dat hij regelmatig zou moeten opdraven in de onvermijdelijke vervolgen. Phillips bezwoer hem dat Joker een psychologische studie zou worden, die los stond van de andere DC-films, en dat het voor hem een eenmalig optreden zou zijn.
Phoenix liet zich uiteindelijk vermurwen, en gelukkig maar, want Phoenix ís de film. Samen met hem dalen we af in het treurige bestaan van de aanvankelijk goedbedoelende en ongevaarlijke Arthur. Tegen Empire zei Phillips dat hij hoopte dat de kijker zich met Arthur zou kunnen identificeren. ‘Dat je sympathie kunt opbrengen voor dit tere bloempje dat tussen de tegels probeert te groeien. Geef je hem water en licht, of negeer je hem? We hopen dat je je achter hem zal opstellen, tot je beseft dat je dit niet langer meer kan.
Toxische strijdkreet
Met name op dat laatste richt zich nu de kritiek. Men is bang dat er mensen zijn die nooit zullen beseffen dat Arthur te ver gaat, en diens greep naar geweld alleen maar toejuichen als noodzakelijk en onvermijdelijk.
In Entertainment Weekly schreef filmrecensent Leah Greenblatt: ‘Entertainment bestaat niet in een vacuüm. En een film met een boodschap die er keer op keer in wordt gehamerd – dat het leven naar en kort is, dat niets ertoe doet, dat je alles net zo goed tot op de grond toe kan afbranden – is te gevaarlijk, en eerlijk gezegd te eng, om het nog los te kunnen zien van echt geweld dat door jonge mannen als Joaquin Phoenix’ Arthur Fleck bijna dagelijks in Amerika wordt gepleegd.’
Columnist Clémence Michallon liet – overigens alleen gebaseerd op de trailer – in het Britse dagblad The Independent weten: ‘Ik maak me zorgen – niet dat ik er ’s nachts wakker van lig, maar toch – dat een of andere toxische man deze film zal zien en denkt: zie je wel. Er is niets mis met mij. Er is schoonheid in de chaos. Ik ben de chaos. Ik ben de schoonheid. Het doel heiligt de middelen.’
En David Ehrlich beschreef de film in IndieWire als ‘een toxische strijdkreet voor incels vol zelfmedelijden’. Wie niet weet wat incels zijn: incel is een afkorting van involuntary celibate en verwijst naar jonge mannen die wel seks met een vrouw willen, maar dit niet (kunnen) krijgen. Daardoor hebben ze een afkeer van vrouwen gekregen, maar ook van mannen die wel een relatie met een vrouw hebben. Het begrip stond in 2014 ineens op de kaart toen de 22-jarige en zelfbenoemde incel Elliot Rodger in Californië zes mensen doodde (twee vrouwen en vier mannen).
Moreel ambigu
Met bovenstaande kritiek is wel wat mis. Nog niet eens omdat iemand zich opwindt over een film op basis van alleen een trailer, dat verbaast online allang niet meer, of omdat Arthur een incel wordt genoemd (wat hij, als je goed naar de betekenis kijkt, niet is). En zelfs niet omdat het overwerkte bijvoeglijk naamwoord 'toxisch' weer eens van stal gehaald wordt. Het grootste probleem van deze kritiek is dat de klagers de filmmakers verwijten dat zij zich verdiepen in iemand die in hun ogen door en door slecht is. Dat dit automatisch betekent dat de makers (en met hen de kijkers) sympathie voor hem voelen. Dat je mensen daarmee alleen maar op verkeerde ideeën brengt en het dus het beste is dat dergelijke toxische films helemaal niet meer gemaakt worden.
Al jaren wordt geroepen dat er een directe link bestaat tussen geweld in film en geweld in de werkelijkheid, en al jaren wordt dit door psychologische studies ontkracht. Dus de suggestie, zoals gedaan door bovenstaand trio, dat het beter is geen moreel ambigue films meer over gewelddadige personages te maken, is op zijn zachtst gezegd nogal dubieus. Tenzij je van mening bent dat film geen kunstvorm is, maar propaganda.