‘Ik denk niet dat mijn gezin of mijn ziel het nog een keer aan zou kunnen.’ Aldus Oscarpresentator Neil Patrick Harris in The Huffington Post, toen hem na de ceremonie van 2015 werd gevraagd of hij volgend jaar weer zou willen. Harris was niet alleen moe van het massale gemopper na zijn optreden, vertelde hij, maar vooral ook van het intensieve voortraject. ‘Als je naar de tv-uitzending kijkt, heb je echt geen idee hoeveel tijd overal in wordt gestopt, hoe eindeloos er wordt gediscussieerd over elke grap, over elke afzonderlijke regel.’
Dat de organisatie achter de Oscars (officieel: Academy Awards) graag behoedzaam te werk gaat, is wel begrijpelijk. Want deze Academy of Motion Picture Arts and Sciences ligt vaak onder vuur. De afgelopen jaren moest de club herhaaldelijk door het stof, onder meer na foute grappen van presentators Seth McFarlane (2013) en Chris Rock (2015), en natuurlijk nadat de grote winnaar van 2017 verkeerd werd opgelezen (de makers van La La Land stonden al op het podium toen bleek dat het Moonlight moest zijn). En toen de Academy vorige zomer een nieuwe Oscar introduceerde voor ‘beste populaire film’, in de hoop de dalende kijkcijfers van de tv-uitzending op te kunnen krikken, kwam er zoveel kritiek dat de prijs prompt weer werd afgeschaft.
En dan was er in december nog de benoeming van Kevin Hart als presentator voor de aanstaande show. Nadat critici wezen op allerlei homofobe grappen die de komiek in het verleden had gemaakt, riep de Academy hem op zijn excuses te maken. Maar daar had Hart geen zin in, en dus trok hij zich terug. Een vervanger werd niet op tijd gevonden, en nu moeten de Oscars het dit jaar stellen zonder presentator.