Als kind wil hij graag boer worden of machinist, maar hij wordt acteur. Jean Gabin (1904-1976) speelt vaak gewone Fransen – onder wie een machinist of een boer. Hij belichaamt volgens de documentaire Un Francais nommé Gabin ‘het Frankrijk van de boerderijen en de fabrieken, van de cafés en de kruidenierswinkeltjes, van de havens en de buitenwijken’. Het artiestenleven is niet zijn droom, want als kind van artiesten (zijn vader is toneelspeler, zijn moeder zangeres) heeft hij een aversie tegen de kunstmatigheid van de showbusiness. Gabin wil juist de echte wereld in. Maar als hij vijftien is sterft zijn moeder en hij wil zijn vader niet teleurstellen. De makkelijkste manier om geld te verdienen is in Le Moulin Rouge, waar zijn vader al werkt.
Op zijn achttiende maakt hij zijn acteerdebuut in de Folies Bergère en vijf jaar later, in 1928, speelt hij zijn eerste rol in een stomme film. Hij moppert over zijn ‘rotberoep’ (‘ce métier de merde’) maar het leven als bohémien in Montmartre, tussen de nachtclubdanseressen, bevalt hem wel. In de jaren 1930 schittert
Gabin in de ene succesfilm na de andere. Hij werkt met regisseurs als Marcel Carné (in Le quai des brumes uit 1938 en Le jour se lève uit 1939) en Jean Renoir, die Gabin een hoofdrol geeft in zijn film La grande illusion, 1937, over twee Franse soldaten tijdens WO I die willen ontsnappen uit Duitse gevangenschap. In die film speelt Gabin weer zo’n typische ‘gewone Fransman’ – terwijl twee officieren opscheppen over chique Parijse restaurants als Fouquet’s en Maxime’s, zegt Gabin: ‘Geef mij maar gewoon een leuke, rustige bistro op de hoek, met lekkere wijn’.
Met zulke herkenbare personages weet ‘ruwe bolster, blanke pit’ Gabin de harten van de Fransen te veroveren. Maar Gabin vindt zichzelf lelijk en hij besluit daarom in films alles ‘klein’ te spelen: ‘Ik had al snel begrepen dat ik met die smoel van mij zo weinig mogelijk moest doen. Die camera vergroot alles uit, als een loep. Dus zeiden ze dat ik “van binnenuit” speelde. Ik heb nooit goed begrepen wat dat betekende.’ Zo is Gabin steeds die acteur die elke artistieke pretentie ontvlucht, filmster zijns ondanks.
Maar Gabin weet wel degelijk wat het betekent, van binnenuit spelen, zo blijkt uit een later interviewfragment in Un Francais nommé Gabin: ‘De woorden moeten naar buiten komen via je ogen, want film is in de eerste plaats beeld. Als je niet denkt wat je zegt, dan ziet de kijker het niet in je ogen.’ Gabin blijft tegenstribbelen, een carrière lang. Telkens weer roept hij: ‘Over een paar jaar ga ik lekker met pensioen, dan trek ik me terug op een boerderijtje.’ Maar uiteindelijk zal hij in meer dan negentig films spelen, tot zijn dood in 1976.