Poppen en wassen beelden die er net niet helemaal menselijk uitzien: Sigmund Freud kreeg er al de kriebels van, zo schreef hij in zijn essay ‘Das Unheimliche’, gepubliceerd in 1919. Een halve eeuw later introduceerde de Japanse roboticaprofessor Masahiro Mori de term uncanny valley – in het Nederlands ook wel ‘de griezelvallei’ genoemd – om dit fenomeen te duiden.
Volgens Mori’s theorie voelen we instinctief empathie voor een artificieel wezen dat menselijke trekken heeft, zoals een robot, een pop of een getekend personage. Hoe menselijker zo’n figuur, hoe meer we ervoor voelen. Maar er komt een punt – wanneer het wezen bijna menselijk is, maar net niet helemaal – waarop de empathie ineens kan omslaan in afkeer. We gaan dan een echt mens zien met een eng gebrek. Voor ontwerpers is het zaak dit schemergebied (in een grafiek verbeeld als een vallei) te vermijden.
Ter illustratie: robotje Wall-E vinden we schattig, Anna en Elsa uit Frozen nog sympathieker, maar de kerstman in The Polar Express – brrr.